Wat zie ik? Arie Boomsma

‘Als man laten zien dat je er goed uitziet lijkt niet te horen’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Hoe meer gezonde mensen, hoe mooier de samenleving, vindt Arie Boomsma (50).

Wat zie je op deze foto’s?

“Op die foto recht van voren herken ik mezelf het meest. Ik zie er naturel uit. Ook als ik op tv kom wil ik nooit poeder op. Het past niet bij me en áls er te veel poeder op mijn gezicht zit, begin ik op Ken van Barbie te lijken. Dit is ook de minst spannende foto voor mij; de andere foto’s roepen verhalen in me op.”

Vertel.

“Op die foto linksboven kijk ik wat teruggetrokken, wat me doet denken aan de heimwee die ik vroeger had. Die heb ik nu niet meer, maar ik voel nog steeds licht ongemak als het te veel over mij gaat. Dat klinkt misschien gek uit mijn mond, maar ik vind het een worsteling: ik wil bescheiden zijn in de dingen die ik doe, maar ik heb ook een boodschap. Om die boodschap uit te dragen gebruik ik mijn bekendheid. Zichtbaar zijn wordt vaak verward met ijdelheid – en ­zonder boodschap is dat ook het enige dat overblijft.”

IJdelheid lijkt me voor een domineeszoon sowieso vrij ingewikkeld.

“Ook als domineeskind was ik gewend om in de aandacht te staan. Ik bedoel, als je de kerk binnenloopt met je broers, dan weet je dat ze het zien als je er eentje een duw geeft. Ik was mij al jong bewust van het oog van die ander. Maar zichtbaarheid is niet altíjd leuk, het creëert ook veel onrust. ­Meningen van columnisten en presentatoren, nieuwsgierigheid naar mijn gezin en mijn familie.”

Vandaar ook dat portret waarop je je gezicht niet kan zien? Niet de buitenkant, maar de binnenkant telt?

“Dat vind ik wel goed passen ja, het is zichtbaar onzichtbaar zijn. Sinds ik kinderen heb, hoef ik niet meer steeds in de schijnwerpers. Als zij erbij zijn, ga ik niet op de foto. Dat leg ik mensen ook uit: mijn kinderen hebben hier niet voor gekozen, die moeten eerst zelf iemand worden voordat de wereld iets van ze gaat vinden.”

Jij bent eerst zelf iemand geworden.

“En ik oefen nog steeds. Ik wil iemand zijn die zijn eigen koers vaart, met aandacht voor de inhoud. Zolang ik me daarop concentreer kan ik de online lof én de haat erbij hebben.

“Juist de laatste tijd ben ik bezig met mijn wortels. In die foto van opzij herken ik mijn grootvaders, met dat hoge, opgeschoren haar, maar ook die kaaklijn. Ik heb twee sterke grootvaders gehad, mijn pake Jacobus en opa Arie. Ze zijn allebei gestorven in de oorlog. Het voelt goed om hun kleinzoon te zijn. Ik vind het een fijn gevoel mezelf in de lijn van mijn familie terug te zien.”

Zet jij die lijn voort door krachtig en shirtloos op magazinecovers te staan?

“Het gekke is: in Nederland is ‘de man zonder shirt’ vaak meteen een chippendale. Als man laten zien dat je er goed uitziet lijkt niet te horen. Tegenwoordig zie je op de ­socials wel meer mannen die goed op hun lichaam letten, maar radio en televisie worden vaak nog gedomineerd door mannen van de oude stempel, die vinden dat ze er niet goed uit hóeven te zien – en die ook kwaad lijken te worden als iemand daar voor zichzelf anders over beslist.”

Een taboe?

“Ik ben een heteroman die er openlijk voor uitkomt dat hij sterk en gezond wil zijn. Dat zou voor mijn generatie weleens een taboe kunnen zijn, ja. Sommige mannen hebben moeite met mij op dezelfde manier als ze moeite hebben met vrouwen; ze zien een uiterlijk, en luisteren dan niet meer naar de boodschap.

“Ik trek me zo min mogelijk van ze aan en vertel die boodschap gewoon. Heel in het kort is die als volgt: hoe meer mensen gezond zijn, hoe mooier de samenleving is, want dan is de kans groter dat we veerkrachtig en optimistisch blijven. Die boodschap is ook de reden dat ik het leuk vond om voor de zesde keer gevraagd te worden voor de cover van Men’s Health. Eerder speelde ijdelheid een rol, nu, op mijn vijftigste, is het ook een statement over ­gezond zijn. Het is echt niet iets onbereikbaars. Ik wil laten zien: kijk mensen, dit kán gewoon.”

Arie Boomsma (1974) is presentator, ­sportschool-eigenaar en schrijver.

Interview: Jowi Schmitz