Interview Jeroen Krabbé

‘In Auschwitz zei mijn zoon: Je hebt gewoon een trauma, geef het nou toe’

Jeroen Krabbé is bijna 80 en daarom schilderde hij zijn leven. Lang cirkelde hij eromheen, maar zijn Joodse achtergrond speelt nu een hoofdrol. ‘Wat hebben de Joden in Nederland in vredesnaam te maken met die oorlog in Gaza?’


Op het eerste schilderij staat links een verscheurde gele Davidster. Op het laatste een brandend Gaza. Daartussen vertelt Jeroen Krabbé op in totaal acht nieuwe schilderijen beeldend over zijn leven. Het zijn doeken waarop hij belangrijke gebeurtenissen en mensen associatief naast elkaar plaatst. Hij maakte ze in de aanloop naar zijn 80ste verjaardag op

In Museum Cobra in Amstelveen, waar ze naast elkaar hangen, loopt Krabbé energiek heen en weer tussen dat eerste en laatste doek. Eigenlijk had hij zich niet eens zo gerealiseerd dat begin en einde gaan over oorlog en zijn Joodse achtergrond.

“Dat laatste moet je tegenwoordig niet te hard zeggen”, grapt hij wrang. “Ik vind de oorlog in Gaza net zo verschrikkelijk als iedereen. En Netanyahu vind ik een levensgevaarlijke man. Maar wat hebben in vredesnaam de Joden in Nederland te maken met die oorlog. Voeren ze die? Nee, het is omdat ze Jood zijn. En dan kom je op heel gevaarlijk terrein van antisemitisme.”

Hij citeert het liedje van Annie M.G. Schmidt, Vluchten kan niet meer, om het gevoel te omschrijven dat hij al langer heeft. “Ik vind het verschrikkelijk, en dan denk ik niet eens zozeer aan mezelf, maar aan mijn kinderen en kleinkinderen. Hoe ver moet het gaan? Dat er Jodenjacht is in Amsterdam, dat antisemitisme zulke gevaarlijke oprispingen heeft. Ik ben zo blij dat mijn moeder dit niet hoeft mee te maken, dat had ze niet aangekund.”

Een bang kind

Krabbés moeder Greet overleefde de oorlog, haar zus en vader werden vermoord in de vernietigingskampen. “Mijn moeder was gemengd gehuwd, mijn vader was niet Joods. Dan kon je als vrouw in die tijd twee dingen doen: je laten steriliseren of naar Westerbork gaan.” Maar voor ze die keuze moest maken, werd in 1943 Tim Krabbé geboren, die later schrijver zou worden. In 1944, midden in de hongerwinter, kwam Jeroen in Amsterdam ter wereld.

“Ik was een heel bang kind, ik vond verandering erg eng”, zegt Krabbé, wijzend op een schuchter jongetje dat op het eerste schilderij naast de Davidster staat. “Ik ben zwaar beïnvloed door deze geschiedenis. Het is een lang proces geweest om dat toe te geven.” Dat gebeurde pas vorig jaar, toen hij met zijn zoons een bezoek bracht aan Auschwitz. “Na anderhalve dag zei Jasper: ‘Je hebt gewoon een trauma, geef dat nou toe’. Deze schilderijen waren al klaar. Ik dacht: het is waarschijnlijk waar.”

Terwijl hij in zijn werk toch vaak met die oorlog en die Joodse achtergrond bezig is geweest. Neem de door hem geregisseerde film Left Luggage en de serie schilderijen over de lijdensweg van zijn opa Abraham Reiss. “Bij Left Luggage had ik de film die me beschermde, daarna waren het schilderijen geworden.” Omtrekkende bewegingen om uiteindelijk dichter bij dat trauma te komen, ziet hij nu.

Iedereen is dood

“Ik ben opgegroeid in de stilte, zoals alle Joodse kinderen uit de oorlog. Lees Ischa Meijer maar. Wat moesten je ouders ook zeggen? Iedereen is vermoord of vergast of neergeschoten. Je hoopt dat je kinderen dat niet hoeven te horen. Maar daardoor werd het voor mij misschien juist erger dan het had hoeven zijn.”

Het bange jongetje met die loodzware familiegeschiedenis droomde ondertussen wel. Krabbés moeder was filmvertaalster. Hij zag met haar veel films in de showroom van het Tuschinski Theater. “Op mijn zesde bedacht ik dat ik filmster wilde worden.” Maar hij kon ook goed tekenen en zijn vader Maarten, zelf kunstenaar, moedigde dat aan.

Op het tweede schilderij zijn zowel de kunstnijverheidsschool als de toneelacademie te zien. Met de eerste opleiding stopte hij na een jaar. “Mijn vader vond het geloof ik niet zo leuk dat ik naar de toneelschool ging. Dat heeft hij nooit gezegd, maar dat voelde ik wel.” Zijn tijd op de toneelschool was geweldig, hij schildert zichzelf als een prins met een kroon op zijn hoofd. “Voor mij begon daar mijn leven.”

Die dualiteit, acteren of schilderen, is altijd gebleven. Een dag na de première van Soldaat van Oranje meldde hij zich alsnog aan bij de Rijksacademie. Nu noemt Krabbé zich ‘een acterende schilder’. In de reeks schilderijen is opvallend weinig terug te zien van zijn filmcarrière, die toch imposant genoemd mag worden. Alleen op het werk over de jaren tachtig schilderde hij filmposters en de rol die hem zijn grote doorbraak zou bezorgen: Georgi Koskov, de schurk in de James Bondfilm The Living Daylights.

Schilderen op exotische eilanden

“Dit is het jubeljaar”, zegt hij en tikt stevig op het doek. Juist zijn internationale filmcarrière maakte het mogelijk op tal van exotische plaatsen te schilderen. Vanuatu in de Stille Oceaan, Ouarzazate in Marokko. “Ik had een koffertje laten maken in Londen voor mijn schilderspulletjes. Dan zei ik: de schilder gaat met me mee.”

“Als je filmster wordt in het buitenland, word je ontzettend in de watten gelegd. De mooiste hotels, limo’s, dat soort gedoe.” Nee, een lijdende kunstenaar is hij niet geweest. “Deze schilder dacht: wat fijn. Ik hoef niet op een tochtige zolder, ik hoef m’n oor er niet af te snijden”, zegt hij schaterlachend.

Hij verkeerde tussen bewierookte sterren als Barbra Streisand en Joan Collins, maar zelf heeft hij nooit een ster willen zijn, bezweert hij. “Nee, zo iemand ben ik niet. Ik zou het verschrikkelijk vinden. De grootste mannelijke ster met wie ik gewerkt heb was Harrison Ford en die was normaler dan wie ook. Hij was timmerman toen hij ontdekt werd. Ik was dol op hem. We hadden lange gesprekken over schilders, hij had een Bonnard. Ik heb van mijn allereerste Amerikaanse geld een kleurenlitho van Bonnard gekocht, een hele mooie.”

In de presidentiële suite

Krabbé heeft wel genoten van het succes, samen met zijn gezin. Zijn ogen gaan glimmen. “Toen ik met de Kennedy’s aan het eten was in Washington – het klinkt bespottelijk maar het was zo – zaten Martijn en Jasper in de presidentiële suite van het Four Seasons-hotel. Toen ik terugkwam hadden ze alles besteld op de menukaart, flessen drank geopend. Ze hadden gelijk ook, dit maak je nooit meer mee. Voor die tijd gingen we naar Zuid-Frankrijk, in een lekkende tent.”

Zijn jongste zoon Jakob had echter niet anders meegemaakt, zegt Krabbé. Hij wende eraan. “Dan zeiden zijn oudere broers: Jakob, dit is niet de gewone wereld. Mijn vrouw Herma is de nuchterheid zelve, die houdt me op de grond. Niet dat ik de neiging heb: we zijn een heel nuchtere familie die iets heel raars heeft meegemaakt.”

Het zijn de familieleden en vrienden, niet de filmsterren, die het gros van de acht doeken bevolken. Als je tegen je tachtigste terugkijkt op je leven, dan schilder je blijkbaar geen filmpremières, maar je vrouw die zwanger is. Of je moeder, met een foto van haar vermoorde zus in haar hand. De kinderen en kleinkinderen.

“Natuurlijk is dat allemaal veel belangrijker”, roept Krabbé emotioneel uit. “Succes is een station waar je niet moet uitstappen, dat is echt waar. Succes is een heerlijke stilstand. Iedereen blij, alles is leuk. Maar wat heb je eraan? Verderop is het misschien veel interessanter.”

De echte wereld

Een museumzaal voelt meer als de echte wereld dan een filmstudio, zegt hij terwijl hij voor de zoveelste keer voor de wand langs loopt waar de acht doeken naast elkaar hangen. “Als ik hierop afgerekend word, reken je af op mij. Niet op een rol die ik speel.” Wat niet wil zeggen dat hij slechte toneel- en filmrecensies makkelijk van zich af liet glijden. “Ver-schrik-kelijk”, roept hij uit.

“Maar tussen mij en een film zitten een regisseur, decorontwerpers, kostuumontwerpers. Die kunnen het ook verknallen of goed maken. Ik kan zeggen: mijn schoenen knelden of er was een vervelende tegenspeelster. Daar kun je je achter verschuilen.” Hij maakt een wijds gebaar. “Nu is er een wit doek en een penseel en dat is het.”

Het heeft ook wel even geduurd voor hij zijn schilderijen durfde te tonen in een museum. “De allereerste keer dat ik het deed, toonde ik ook werk van mijn grootvader en vader, die allebei kunstenaar waren. Zodat je een schilderslijn zag. Anders werd ik vermalen. Dat werd ik sowieso. Ik kwam in het rijtje van bekende Nederlanders die ook wel eens een kwast beethadden. Maar ik had de Rijksacademie gedaan. Hoe moest ik het bewijzen?”

Die lijn van schilders heeft zich voortgezet, stelt Krabbé tevreden vast. Zijn zoon Jasper is beeldend kunstenaar en kleindochter Lotus schildert ook. Hij heeft haar een portretje laten schilderen op het laatste doek. “Hier geef ik het penseel door aan Lotus”, zegt hij en strijkt liefdevol over het doek. “De vijf generaties.”

Jeroen Krabbé 80 – 8 decennia in beeld.
Te zien t/m 9 feb 2025 in Museum Cobra Amstelveen.

Interview: Harmen van Dijk

Sander Schimmelpenninck - De Domheid Regeert

Sander Schimmelpenninck ageert tegen ‘domrechts’: ‘Ik scheld niet, ik beledig’

Politici als Caroline van der Plas en Geert Wilders zetten domheid in als strategie, waarbij onderbuikgevoelens prevaleren boven feiten, meent Sander Schimmelpenninck. Dat noemt hij ‘domrechts’, en ziet hij als een serieus probleem voor de democratie.

Het begint met blufferigheid, maar verandert al snel in kwaadaardigheid. Sander Schimmelpenninck ziet het overal: politiek rechts dat domheid inzet als strategie om zieltjes te winnen. ‘Domrechts’, noemt hij het. En niet veel mensen durven volgens hem het beestje bij de naam te noemen.

Niet echt vleiend om mensen dom te noemen, toch?

“Het is ook niet vleiend bedoeld. Er is natuurlijk een fundamenteel verschil tussen mensen dom noemen, waar ik regelmatig van word beschuldigd, en mensen áánspreken op domheid. Ik heb het niet over een lage intelligentie, maar over mensen die beter weten maar zich van de domme houden, over mensen die weigeren na te denken en reageren op hun onderbuik.”

Sander Schimmelpenninck (1984), mediamaker, columnist en ondernemer, komt niet meer zo vaak in Nederland. Hij woont tegenwoordig in Zweden, het land waar hij met zijn vriendin (een Zweedse) woont. Af en toe is de oud-Quote-hoofdredacteur even terug, zoals deze dag, voor een dagvoorzitterschap bij een private equity-organisatie.

Een bliksembezoek dus, maar tijdens de lunch in een Amsterdams hotel heeft hij tijd om te praten over wat hij ziet als hét maatschappelijke en politieke probleem van deze tijd: radicaal-rechtse en antirechtsstatelijke politieke stromingen die de onwetendheid van mensen misbruiken.

In zijn felle columns in de Volkskrant schrijft hij er vaak over. Ook zijn nieuwste boek De domheid regeert, dat dezelfde messcherpe toon heeft, is eraan gewijd. Hij richt zijn pijlen op een cultuur die onwetendheid viert als ‘volks’ en kennis verwerpt als ‘elitair’. Terugkerend refrein daarin is: simplistische, emotionele argumenten om kiezers te mobiliseren, waarbij bewust feiten worden genegeerd.

Maak dit mechanisme eens concreet?

“Neem de asielcrisis. In het online ecosysteem van radicaal-rechts, met name op X, maar ook in De Telegraaf, zijn de afgelopen jaren voortdurend hele en halve leugens over asiel verspreid. Van ‘nareis op nareis’ tot het verband tussen de woningcrisis en asielzoekers. Voortdurend is dit rondgepompt, online, in de krant, in de talkshows.

“Het zijn vaak verhalen waar een kern van waarheid in zit. Natuurlijk moeten asielzoekers ergens wonen, maar ze hebben helemaal geen groot aandeel in de veel grotere woningcrisis.

“Caroline van der Plas van de BBB heeft het een jaar geleden in de HJ Schoo-lezing zelf gezegd: ‘Onderbuikgevoelens zijn ook gevoelens’. Wat ze eigenlijk zegt is dat onderbuikgevoelens net zo belangrijk zijn als feiten, misschien nog wel belangrijker.

“Het resultaat is dat we nu een paar partijen aan de macht hebben die vinden dat er een asielcrisis is omdat de mensen dat zo voelen. Het is genoeg als je voelt dat asielzoekers ervoor zorgen dat jouw kinderen geen huis kunnen vinden. Verder hoef je niet meer na te denken.”

Waar eindigt ‘gewoon’ rechts en waar begint ‘domrechts’ volgens jou?

“Eigenlijk alles rechts van de VVD, maar ook in toenemende mate in de VVD zelf. Dat is wel het grote drama van deze tijd, dat fatsoenlijk rechts totaal overvleugeld is geraakt door radicaal-rechts. In Amerika, maar ook hier.”

Waar loopt dit op uit?

“Autocratie, dat zien we overal.”

Overdrijf je niet?

“Ik vind het bijzonder dat mensen zo verwonderd doen over wat ik zeg. Het gebeurt gewoon voor onze neus, en overal op dezelfde manier. Alsof Donald Trump en Steve Bannon (een extreemrechtse Amerikaanse mediapersoonlijkheid, red.) online een plek hebben waar je gewoon het autocratie-draaiboek kunt downloaden.”

Denk jij dat onze rechtsstaat en democratie hier niet tegen opgewassen is?

“Nou, de Amerikaanse is dat niet en de Hongaarse ook niet. Waarom zou de Nederlandse dat dan wel zijn?”

Nederland kent een stevige democratische traditie, met een duidelijke scheiding der machten. Historisch gezien hebben radicale stromingen nooit kunnen wortelen.

Historisch gezien zou je inderdaad wat optimistischer kunnen zijn. Het gaat mij ook niet zozeer om de vraag of het nu lukt of niet. Het gaat mij meer om de bedoeling. Wilders wil hetzelfde als Orbán: autocratie.”

PVV-minister Marjolein Faber van Asiel krijgt in Den Haag niet veel voor elkaar, ondanks ferme taal. Stemt je dat niet optimistisch?

“Er zijn kleine slagen die worden gewonnen door, zeg maar, de fatsoenlijken. Maar de trend is ondertussen duidelijk: radicaal-rechts wordt elke verkiezing groter. Als dat doorgaat, dan zijn ze op een gegeven moment de grootste. Zoals in Hongarije. En zoals misschien binnenkort in Amerika.” (Dit interview vond plaats voor de verkiezingen - red.)

Schimmelpenninck maakte vorig jaar voor de VPRO de documentaire Sander versus de socials. Daarin liet hij zien dat sociale media een grote invloed hebben op onze samenleving en de politiek, onder meer door algoritmes die mensen eenzijdige of valse informatie voorschotelen. Ophef is een verdienmodel. Juist extremen gedijen in deze habitat. Wie ooit op een filmpje van Baudet heeft geklikt, krijgt nog talloze keren iets soortgelijks te zien. “De impact van sociale media wordt enorm onderschat”, zegt Schimmelpenninck.

Jij pleit voor overheidsingrijpen.

“Daar wachten we al veel te lang mee.”

Hoe zie je dat voor je?

“Er is een veelheid aan dingen die kunnen. Je kunt via wetgeving transparantie afdwingen. Hoe worden die algoritmes gemaakt? Wat wordt erin gestopt? Je zou grote spelers zoals X kunnen onderwerpen aan aanvullende regelgeving. Bijvoorbeeld op het vlak van moderatie. Ze zouden ook iemand moeten hebben in de Nederlandse rechtsorde die aanspreekbaar is. Regelmatig verspreidt iemand op X over mij of mijn familie de meest grove leugens. Ik kan een individuele gebruiker wel aanklagen hier in Nederland, maar X zelf niet aanspreken. Bovendien zijn veel gebruikers anoniem en zou je via X die identiteit moeten achterhalen.”

Neoliberalisme wordt dikwijls aangewezen als een oorzaak voor de opkomst van radicaal-rechts. De willekeur van de markt zou mensen in armen van radicaal-rechts drijven, bijvoorbeeld doordat een baan verdwijnt en collectieve voorzieningen wegvallen. Jij rept er in jouw boek niet één keer over.

“De kwalijke effecten van ongebreideld kapitalisme worden misbruikt als een verklaring voor het stemgedrag van mensen. Ja, er bestaat een groot probleem met de verdeling van welvaart. Er zijn arme mensen, er zijn mensen die worden uitgebuit, maar dat zijn de arbeidsmigranten die in Den Haag opgehokt liggen in kleine kamertjes. Die mensen hoor en zie je niet. Degenen die we horen, die hebben het helemaal niet zo slecht. Sterker nog, die hebben het hartstikke goed. Mensen stemmen op de PVV of een andere radicaal-rechtse partij omdat ze het zich kunnen permitteren. Het is decadentie, het is verveling.”

Stemmen op Wilders uit verveling, dat is wel een uitspraak, hè?

“Als je kijkt naar de onderzoeken die over die kiezer worden gedaan, dan kun je geen andere conclusie trekken. De werkloosheid was nog nooit zo laag in Nederland. Reëel is elke Nederlander er enorm op vooruitgegaan in de loop van de tijd. Ja, er is een groep mensen, ik vind het een kleine groep, die slachtoffer is van het systeem. Ik denk dat een deel van de PVV-stemmers tot die groep behoort, maar een groter deel behoort tot een welvarende middenklasse. Mensen in een vinexwijk, met één, twee auto’s voor de deur. Die hebben het veel beter dan hun ouders, maar stemmen toch op de PVV. Waarom doen ze dat? Omdat ze hun hersenen uitschakelen.”

Leg je cijfers en bevolkingsonderzoeken van het CBS en het SCP naast elkaar, dan kun je interessante conclusies trekken: Nederlanders gaan – los van hun stemgedrag – in opvattingen en gedrag steeds meer op elkaar lijken. Ga jij daar niet te makkelijk aan voorbij?

“Ik benoem wel degelijk dat we een breed midden hebben waar een heel grote consensus is over waar het heen moet met de wereld – nóg wel. Maar dit is het merkwaardige: er zijn heel veel mensen die in het dagelijks leven veel minder extreem zijn dan hoe ze zich politiek gezien uiten. Heel fijn dat mensen misschien in allerlei onderzoeken aangeven dat ze het bijvoorbeeld heel belangrijk vinden dat we eerlijke belasting heffen, maar als ze daar niet op stemmen, dan moet we hen er blijkbaar op aanspreken, want dan laten ze zich misleiden. Het grote gevaar is dat het politieke midden die rechtse retoriek overneemt. En dat gebeurt al.”

De fixatie in de media, waar jij ook onderdeel van uit maakt, op polarisatie versterkt op fatale wijze het idee dat we heel verschillend zijn, stelde de Tilburgse socioloog Quita Muis onlangs.

“Typisch sociologen-geneuzel. We hoeven niet heel begripvol tegen elkaar te doen. Sinds Pim Fortuyn wordt er voortdurend gezegd dat we nog beter naar ze moeten luisteren. Het is valse romantiek om de extreemrechtse stemmer voor te stellen als een soort nobele wilde, als iemand die eigenlijk de beste bedoelingen heeft. Het leidt tot niets. We moeten niet bang zijn om de vinger op de zere plek te leggen. Je moet tegen een racist zeggen dat hij racist is.”

Denk je dat je tegenstanders naar jou luisteren?

“Ik heb zeker niet die illusie. Ik richt mij tot het fatsoenlijke midden.”

Aha, jij spreekt het redelijke midden even ferm toe?

“Luister, er is hier wat anders aan de hand dan gewoon een deel van het electoraat dat iets anders wil. Het midden moet ophouden met doen alsof radicaal-rechts gewoon een normale stem in het debat is. Veel mensen weigeren de kwade trouw van radicaal-rechts aan te nemen.”

In je boek klaag je over de ‘debilisering van het publieke debat met persoonlijke aanvallen’. Waarom kies je dan zelf voor de term ‘domrechts’?

“Hoe moet ik het anders noemen? Je moet de dingen benoemen zoals ze zijn.”

Van een persoonlijke aanval ben jij zelf ook niet vies, hè?

“Nee, helemaal niet. Ik vind dat domrechtse figuren veel meer persoonlijk aangevallen moeten worden.”

Hoezo?

“Omdat zij het ook doen. Kijk, we kunnen wel de hele tijd doen wat Michelle Obama zei: ‘When they go low, we go high’. En je kunt elke keer blijven toezien hoe bijvoorbeeld Wilders Timmermans belachelijk maakt om zijn gewicht. Maar ik denk dat je terug moet slaan. En dan hoef je helemaal niet het uiterlijk of zo van Wilders belachelijk te maken. Maar er zijn genoeg stokken om dit soort lieden mee te slaan.”

Bijvoorbeeld door, zoals jij doet, Caroline van der Plas ‘de koningin van de politieke domheid’ te noemen?

“Ja, zij is echt iemand die domheid cultiveert. Opzettelijke domheid. Een voorbeeld daarvan is het niet laten doorrekenen van het BBB-verkiezingsprogramma door het CBS. Daar schaamt ze zich niet voor, nee, dat is ‘gewoon volks’, dat is ‘echt’, dat is ‘authentiek’. Feiten? Die zijn elitair, daar houden we niet van. Mensen die niet te goeder trouw zijn, mag je hard aanpakken.”

Vind je niet dat je door dit soort bewoordingen te gebruiken die giftige dynamiek alleen maar verder opstuwt?

“In het publieke debat moet je elkaar kunnen aanpakken.”

In welk opzicht zijn jouw persoonlijke aanvallen dan anders?

“Je mag mensen persoonlijk aanvallen op relevante omstandigheden en feiten, niet op uiterlijk bijvoorbeeld en niet met leugens.”

FvD’ers noem je ‘Kevin, Dylan en Wesley die naar deo van Axe meuren’. Waartoe dient dat dan?

“Ik vind dat buitengewoon geestig, maar dat komt omdat het mijn eigen grapjes zijn. Je mag vilein zijn, ik vind dat polemiek erbij hoort. De grens ligt bij leugens en onsmakelijke aanvallen.”

Jouw critici vinden dat jij scheldt.

“Ik scheld niet, ik beledig. Radicaal-rechts suggereert voortdurend dat ik in mijn uitingen, bijvoorbeeld in de Volkskrant, scheld. Dat is helemaal niet zo. Dat is een instrument geworden van radicaal-rechts, door alle vormen van kritiek, scherpe kritiek, dat geef ik onmiddellijk toe, als schelden te kwalificeren. Zij spelen daarmee in op de fatsoensbehoefte van de gemiddelde Nederlander. Maar ja, dat slaat natuurlijk nergens op. Juist door scherp en fel te benoemen, beschermen we onze democratie.”


Interview: Gerrit-Jan Kleinjan

Wende

Op het podium is Wende net zo echt als thuis

In haar nieuwe show Vrijplaats doet Wende waar ze zo lang bang voor was. 'We veranderen Carré, de mooiste plek van Nederland, in onze speeltuin.'

Het driejarige meisje dat later zou uitgroeien tot een van Nederlands succesvolste zangeressen stapt uit een oranje badje. Met haar kleine hand pakt ze een hoopje zand en gooit het in het badje. Dan haalt ze het zand er weer uit. Dat doet ze nog een keer, en nog een keer. De beelden staan op een filmpje dat 42 jaar geleden is gemaakt, zegt Wende. "Nu kijk je ernaar en denk je: wat ben je aan het doen?"

Wende was niet zozeer bezig met zand verplaatsen. Ze verwonderde zich, ging op in het moment en had daardoor 'de tijd van haar leven'. Dat is precies wat ze wil met haar 19 nieuwe shows die deze week beginnen in het Amsterdamse theater Carré.

Vrijplaats is de titel van de nieuwe shows. Ze oefent dezer dagen in de repetitiezaal van Carré, een ruimte met microfoons, een spiegelwand en twee piano's. Hier en daar hangen gele stickerbriefjes met 'Het is genoeg', 'Laat me' en 'Gast'.

Het is genoeg en Laat me zijn titels van liedjes. 'Gast' gaat over gastartiesten. Over negentien gastartiesten om precies te zijn, één voor elke avond. Op de lijst staat een gevarieerde en intrigerende rij namen. Camiel Meiresonne van popgroep Son Mieux, Jacqueline Govaert van rockband Krezip en singer-songwriters met sterk uiteenlopende stijlen komen langs. Jeangu Macrooy bijvoorbeeld, en Morpheus, Naaz, Roos Rebergen van Roosbeef en S10. Maar wie komt wanneer?

Begaan met de wereld

"Dat blijft een verrassing", zegt Wende. "De gastartiesten hebben een piano, niet een hele band. Terwijl artiesten als MEROL, Abel van Gijlswijk van Hang Youth, Camiel Meiresonne en Jacqueline Govaert normaliter het dak eraf spelen in hele grote clubs. Ik heb artiesten gekozen die niet bang zijn om de moeilijke onderwerpen aan te spreken. Sef snijdt natuurlijk allerlei ingewikkelde thema's op een waanzinnig mooie manier aan, Sophie Straat net zo goed. Froukje, MEROL en Naaz ook. Allemaal zijn ze begaan met de wereld en zingen daarover."

Vrijplaats ziet Wende als een speeltuin, zoals het oranje badje dat ooit was. "Daarin doe ik van alles waar ik zin in heb, met twee piano's waarop Nils (Davidse, red.) en ik spelen. Ik wil even helemaal terug naar hoe het begon. Naar een goed lied en dat in zijn meest uitgeklede vorm naar het publiek brengen. Normaal heb je een show en blijft deze zoals hij is. Nu niet. Elke avond zal anders zijn. We veranderen Carré, de mooiste plek van Nederland, in onze speeltuin door nummers te doen die we eerder niet durfden, door van alles compleet om te gooien."

Wende wil het publiek iets meegeven. Vertrouw op speelsheid en creativiteit. "En ik hoop dat mensen 'in het moment zijn'. Daar breek ik een lans voor." Dat klinkt abstract, 'in het moment zijn', maar Wende maakt het direct concreet door de aandacht volop te vestigen op de situatie in het hier en nu, op het interview. "We leven in een wereld waarin ongelooflijk veel mogelijkheden zijn om het hier en nu te ontvluchten", zegt ze. "Weg van het moment waarin ik jou aankijk en zie wat voor kleur ogen je hebt, zie wat het tempo is van ons gesprek, weg van dat ik me soms ongemakkelijk voel omdat ik niet weet hoe ik me moet verhouden tot jou. En dat we ons daar niet van kunnen distantiëren. Dat is ook wat het leven is. Dat vind ik juist leuk."

In het moment trekken

Het zijn uitspraken om even op te kauwen. Leven in het moment zoals Wende doet, waarin ze alle onzekerheden en emoties bij zichzelf opspoort en toelaat: hoe doe je dat als ruim 1500 mensen vanuit hun stoelen aandachtig toekijken? Speelt ze dan een rol? En als ze een rol speelt, wat iets onechts impliceert, hoe trekt zij dan haar publiek het moment in?

"Volgens mij stel je nu een paar verschillende vragen over zaken die snel door elkaar lopen. Je hebt het over de rollen die wij spelen. We spelen allemaal verschillende rollen. Dat doen we tegenover een onbekende, een bekende, je geliefde, jezelf, op het podium. Wanneer ben je dan echt jezelf? Wie ben je dan echt? En hoe vertaalt zich dat naar het podium? Ik geloof niet zozeer dat de versie die ik ben in mijn pyjama de meest echte versie is en de meest effectieve voor een podium. Daarbij maak ik een groot onderscheid tussen privé en persoonlijk. Nu ben ik persoonlijk. Ik ben niet onecht. En ik ben ook niet onecht als ik op een podium sta. Ook dan ben ik persoonlijk."

Het persoonlijke is universeel, zegt Wende. Maar privé is particulier.

"Dan de tweede vraag: hoe breng je die intimiteit van het hier en nu naar een podium. Je kunt op een podium heel erg privé gaan lopen doen, maar dan krijg je niet de intimiteit die je over wil brengen naar het publiek. Wat ik doe is elke avond de setlist aanpassen zodat elke avond anders is. Dan creëren we iets in het moment en dat is voelbaar voor een publiek. Vergelijk het met een jazzconcert waar wordt geïmproviseerd. De muzikanten duiken in het onbekende. Dan voelt het publiek dat zij getuige zijn van iets dat hier en op dit moment ontstaat."

Wende's carrière begon in 2004 toen zij haar eerste album uitbracht en daar direct een Edison voor won. Ze won daarna nog diverse prijzen, stond in talloze theaters, op Lowlands en andere festivals. Haar creatieve producent Wouter van Ransbeek vroeg haar enige tijd terug: 'Je hebt nu overal gestaan, zou het niet tof zijn als je iets met alleen piano doet?'

Dat vond Wende zeker tof. "Vrijplaats is een liefdesverklaring aan een lied in zijn meest uitgeklede vorm en performen in zijn meest uitgeklede vorm. Ik heb een oneindige liefde voor een goed lied, voor een lied dat iets wil zeggen over het leven, over waar we zijn, over wat we met elkaar zijn, wat we zouden kunnen zijn met elkaar, waar we falen met elkaar, waar we misschien met elkaar wel verder kunnen."

Het idee van alleen de piano en een goed lied sprak haar ook aan omdat het haar herinnerde aan vroeger. "Zo is het ooit begonnen. Met mijn moeder die piano speelde. De piano was haar speeltuin en haar vrijplaats. Ze zat in de erker, speelde en dan vroeg ik haar of ze mij wilde begeleiden met liedjes. Dat was toen echt een grabbelton. Daar zat niks geregisseerds aan. Het was een spontane, eindeloze stroom van liedjes en ik vond alles leuk. Op dit moment in mijn carrière kan ik weer terug naar die grabbelton."

Daar zit een paradox in. Ze kan terug naar vroeger omdat ze is gegroeid als artiest en persoon. Ze is een perfectionist en vindt het moeilijk de controle los te laten. Of beter: vond, want in Vrijplaats kijkt ze haar oude angst recht in de ogen en omarmt het toeval. Ze is losser. Juist door die lossere aanpak, kan ze een show als Vrijplaats maken.

"Losser durven zijn, heeft te maken met vertrouwen in wat ik en het team om mij heen kunnen. Maar het blijft een uitdaging. Ook in zekerheid zit schoonheid. Binnen een vaste vorm is nog zoveel te ontdekken. Maar nu zeg ik tegen mezelf: ik weet dat je er bang voor bent, maar ga het toch maar doen. Kijk maar wat er gebeurt. Dat is een ontwikkeling die sinds Mens (uit 2018, red.) is ingezet. Elke keer ga ik een stapje verder het water in. Maar Vrijplaats, dat is wel even een kilometertje verder zwemmen."

Losheid omarmen en durven

Doe je dat ongetraind, dan verdrink je. Daarom is Wende in de luwte aan de slag gegaan. "Vorig jaar hebben we op Oerol gespeeld, daarna in een kerkje, op een camping, in een kleine zaal in Heerlen, op festival Motel Mozaïque. We hebben niet zozeer gerepeteerd alsof het een show is, maar echt geoefend met hoe het is als je alles omgooit en plots nieuwe nummers doet.

"Wat we ontdekken is dat er veel meer connectie met elkaar is ontstaan. Je moet intenser samenwerken om elkaar op te vangen als het misgaat. Want hoe improviseer je dan verder? Het publiek heeft er niets aan als een show vastloopt. Elke Vrijplaats die ik doe, durf ik steeds meer losheid toe te laten. En dat vind ik heel gezond voor wie ik ben.

"Met Nils probeer ik van alles uit, kijken we eindeloos welke akkoorden we kunnen gebruiken. Zullen we dit liedje doen, of een ander proberen? Mensen die misschien op een enigszins kapitalistische, neoliberale manier in de wereld staan, zullen denken, wat is de efficiëntie hiervan? Vrijplaats is voor mij een manifest. Een bijna activistische daad. Wij zijn niet bezig met targets halen, maar zijn aan het ontdekken."

Ditmaal niet in haar eentje, in het oranje badje, maar met haar team in Carré. Ook nu heeft ze met de mensen om haar heen 'de tijd van haar leven'. "Nu moeten we vasthouden wat we op kleine locaties deden: de losheid omarmen en durven."

Vanaf 24 oktober staat Wende 19 keer in Koninklijk Theater Carré met haar nieuwe show 'Vrijplaats'. Op 25 oktober komt ook de nieuwe piano-ep 'Vrijplaats' uit.

Interview: Marco Visser

Sara Kroos

Sara Kroos is terug na vier jaar ziekte: ‘Ik pleit voor de schoonheid van wat niet meer goed komt’

De nieuwe voorstelling van de cabaretier gaat over hoop. ‘Ik ben niet sterker uit deze situatie gekomen en dat hoeft ook helemaal niet.’

Op de vraag hoe het met haar gaat moet Sara Kroos (43) lachen, om dan uit de grond van haar hart te zeggen: “Het gaat heel goed met me.” Ze was vanwege ziekte vier jaar niet te zien in het theater en maakte voor de zomer voorzichtig haar rentree.

“Ik heb het optreden gemist en het voelde de eerste keer meteen weer alsof ik gisteren nog op het podium stond. Ik vind deze fase van try-outs, in tegenstelling tot veel van mijn collega’s, ontzettend leuk. Ik hou van de puzzel die ik samen met mijn regisseur Jessica Borst leg: we hebben deze grappen, we hebben deze verhalen, die lijn moet erin en wat is dan de beste volgorde.”

Aan de keukentafel van haar huis in Laren – er lopen vijf katten rond, waarvan er af en toe eentje om aandacht komt vragen – praat de cabaretier over haar nieuwe voorstelling Prikkelarme kermis. Ze bouwt het deze keer langzaam op. Na de negen leesvoorstellingen voor de zomer viel pas de beslissing om dit theaterseizoen daadwerkelijk te gaan spelen. “We hebben de tournee net aangekondigd. Gelukkig krijg ik veel berichtjes dat mensen me gemist hebben.”

Je benoemt je afwezigheid meteen in de voorstelling.

“Ik maak in het begin graag contact met de zaal. Ik benoem het om het te ontzenuwen. De meeste mensen hebben wel een interview met mij of mijn boek Rood is ja gelezen en weten dat ik uit een zwaardere periode kom. Maar ik zeg ook: Ik ben er weer en we gaan plezier maken.”

Haar afwezigheid op het podium heeft een voorgeschiedenis. Ze komt uit een diep dal. Vier jaar zat Kroos thuis met zware klachten, veroorzaakt door PTSS (posttraumatische stressstoornis). Toen ze een jaar of zes geleden hulp zocht in een psychiatrische kliniek voor het seksueel misbruik door haar oom in haar jeugd, werd ze opnieuw misbruikt. Door de therapeute die haar behandelde.

Na een rechtszaak, waarin het misbruik werd erkend door zowel de therapeute als de instelling waar ze werkte, schreef Sara het indringende boek Rood is ja. Geen materiaal voor een voorstelling vond ze zelf, omdat het verhaal veel nuance behoeft en zich niet bepaald leent voor grappen.

Toch heb je het over seksueel geweld in de voorstelling, inclusief een triggerwarning aan het begin. Waarom?

“Het is het enige zware onderwerp in de voorstelling, maar ik wilde het wel aankaarten, ja. Niet mijn persoonlijke verhaal, maar de rol van omstanders. Zij gebruiken vaak een taal die schadelijk is, zonder dat ze dat misschien zo bedoelen. Want welke taal gebruik je over dit onderwerp? Welke vragen stel je aan iemand? En welke vragen juist niet? Daar wil ik vooral op ingaan.”

Je voert daarom een vrouw op die je tegenkomt in een dierenwinkel, die vragen stelt als: waarom heb je geen ‘nee’ gezegd, je bent toch een assertieve vrouw?

“En dan antwoord ik haar: Schijn bedriegt. Maar het zijn inderdaad juist de waarom-vragen die pijnlijk zijn. Waarom was je daar? Waarom heb je het niet eerder gemeld? Je hebt toch wel aangifte gedaan? In die vragen zit een licht verwijtende toon.

“In de media worden berichten over seksueel geweld vaak platgeslagen tot een paar regels en heeft iedereen er een mening over. Terwijl het veel gelaagder is. Het is bijvoorbeeld lastig uit te leggen hoe de schaamte, die je overvalt nadat jou zoiets overkomt, werkt. Waarom je misschien jaren hebt gezwegen. Hoe het komt dat je liegt voor een dader.

Dit stukje duurt overigens maar kort: precies zes minuten en 42 seconden, 3 procent van de totale voorstelling. Het is verder entertainment. Maar het is één van de grootste puzzelstukken: ik wil het aansnijden, maar het ook luchtig houden. Dus pak ik er even mijn bingokaart bij met alle kwalijke vragen die aan slachtoffers gesteld worden.”

Ook neem je alle dooddoeners door met de zaal. ‘Hier kom je sterker uit.’ ‘Je moet het een plekje geven.’

“Dat zeggen mensen vanuit het idee dat er voor alles een oplossing bestaat. Dat het maakbaar is en dat het allemaal goed komt. Ik pleit in de voorstelling juist voor de schoonheid van wat niet meer goed komt, van wat gerafeld en gehavend is.”

Prikkelarme kermis markeert ook dat Sara Kroos 25 jaar in het vak zit. Als achttienjarige stond ze in 2000 onbevangen op het toneel. ‘Dit is met afstand het grootste talent dat ik in de geschiedenis van het Leids Cabaret Festival ooit gezien heb’, schreef oprichter Harry Kies op haar aanmeldingsformulier. Sindsdien maakte ze elf solovoorstellingen.

In haar tweede, Lam, uit 2003 sprak ze al over het misbruik uit haar jeugd, zij het dat ze er toen cynische grappen over maakte en zich letterlijk overschreeuwde. “Volgens mij is het omarmen van imperfectie en pijn al 25 jaar mijn hoofdthema,” zegt ze monter. Daarna serieus: “Dat is ook mijn drijfveer om zo persoonlijk te zijn. Heb ik dat weleens vervloekt? Nou, als zo’n mevrouw met al die vragen van de bingokaart op me afkomt wel ja.”

Ze denkt even na. “Tegelijkertijd is dat niet waar, want zo’n vrouw is juist de reden dat ik zo openhartig ben. Zodat ik haar de andere kant kan laten zien.”

Hoe is deze voorstelling ontstaan?

“Ik kon heel lang niks. Door de PTSS had ik allerlei angsten, nachtmerries en herbelevingen en kwam ik nauwelijks de deur uit. Ik heb jaren geen piano gespeeld, geen grap opgeschreven. Dat betekende niet dat ik mijn humor kwijt was, want die gebruiken we thuis juist graag bij de zwaardere onderwerpen. Mijn relativering en sarcastische ondertoon zijn altijd gebleven. Maar voor de rest was het stil.”

Was dat beangstigend?

“Vanaf mijn achttiende is optreden mijn tweede natuur, het past zo bij me. Maar de prioriteit was, en dan stel ik het even scherp: in leven blijven. Ik dacht eerlijk gezegd dat ik nooit meer zou kunnen spelen. Het rottige van PTSS is dat je heel slecht ‘om de bocht’ kunt kijken. Het eerste dat gekaapt wordt, is het hebben van hoop. Ik was te ziek om een stipje aan de horizon te zien.”

Wanneer keerde dat om?

“Toen ik weer achter de piano ging zitten. Ik weet nog dat Daan, mijn vrouw, zei: ‘Ben je nou piano aan het spelen?’ Daarna heeft het nog meer dan een half jaar geduurd voordat ik dacht: dit kan iets worden. De negen leesvoorstellingen voor de zomer, met het script in mijn hand, was mijn re-integratietraject.”

In je boek Rood is ja staat overigens dat je zo goed als afgekeurd bent.

Droogjes: “Ja, ik ben een afgekeurde cabaretier. Maar ik ben voor 48 procent afgekeurd. Ik speelde altijd vier keer in de week en nu twee keer. Dus het klopt.”

In het slotlied van de voorstelling zing je over ‘herrijzen uit je as’, voelt dat ook zo?

“Voor mij gaat Prikkelarme kermis heel erg over hoop. Over het gegeven dat er een crisis is geweest, verandering is geweest – hoe dat er dan ook uitziet in je leven – en dat je dat meeneemt. De laatste zinnen in het lied zijn: ‘Dit is wat overbleef. Noem het kwetsbaar of gebroken. Ik zie er ongekende schoonheid in.’ Want ik ben niet sterker uit deze situatie gekomen en dat hoeft ook helemaal niet.

“Ik was hiervoor wat stoerder en rauwer op het podium, alsof er een beschermlaagje op zat. Zeker in mijn eerste voorstellingen, toen ik begin twintig was, had ik de neiging mezelf te overschreeuwen. Maar ik ben een gevoelig type, ik heb zo mijn kwetsuren en ik heb zachtheid, rust en harmonie nodig om mij heen. De kracht zit hem erin dat ik dat nu durf mee te nemen op het podium. Ik ben niet meer bang om mijn zachtheid te laten zien.”

Interview: Rinske Wels

Wat zie ik? Wibi Soerjadi

‘Als je authentiek bent, kunnen de mensen niet om je heen’

Pianist Wibi Soerjadi voelt zich duizend jaar oud als hij speelt maar veertien als hij niet speelt. ‘Als kind al las ik de Donald Duck én Dante.’

Wat zie je?

“Op de foto hierboven heb ik de ernstige Wibi-­concertblik. Als ik ga optreden ben ik echt bloedserieus. Altijd al, al vanaf het moment dat ik als elfjarige mijn eerste concert bijwoonde en zeker wist dat ik nog nooit zoiets moois had gehoord. Dát is het, wist ik, al die lagen van emoties die in muziek zitten wil ik kunnen grijpen. Ik denk dat het ook komt omdat muziek zo snel vervliegt, je móet het goeie moment pakken. Als je een schilderij maakt, kun je er heel veel keren opnieuw naar kijken, ­muziek moet in één keer raak zijn, daar past alleen maar ernst bij.”

Alleen maar ernst?

“Dat betekent niet dat je heel ernstig je best zit te doen. Het is een wat complex verhaal. Enerzijds ben je volledige geconcentreerd, anderzijds laat je het helemaal gaan en ontspan je tijdens het spelen. Als ik speel, gaat alles naar de muziek.”

Alles gaat naar de muziek, maar er gaat ook aandacht naar je uiterlijk.

“Lekker eten dien je ook niet op in een plastic bakje. Ik draag de muziek het liefst op in iets moois, ik ben zeg maar het porseleinen bordje van de muziek.”

En de foto met de hoed?

“Ik heb wel veertig hoeden, waarschijnlijk nog wat meer. Die hebben allemaal iets bijzonders. Het leuke van een hoed is dat hij per persoon anders staat. Per hoed voel ik me dus ook anders. Daar hou ik van, het effect van zo’n kledingstuk. Ik hield altijd al van kostuums, heb me ook nooit iets van de mode aangetrokken. Wie de mode volgt, gaat er hetzelfde uitzien als de rest. Waarom zou je dat willen? Ik vind het juist leuk om iets aan te trekken wat helemaal bij mij past en niet per se bij iemand anders. In die zin zie ik ‘uiterlijk’ als iets breders. Ik pas niet helemaal in deze tijd, dus pas ik de tijd aan mezelf aan. Ik heb een mooie oude auto die voelt als een koets, mijn huis is ingericht met fraaie meubels en tiffany-lampen, ik hou van schermen als sport, en natuurlijk van klassieke muziek. Het is een sfeer waarin ik me thuis voel. Door die sfeer om me heen te creëren, zorg ik voor mezelf.”

Op deze foto zien we een man met een grote lach op zijn gezicht.

“Ik ben duizend jaar oud als ik speel en ik voel me veertien als ik niet speel. Ik besta uit dat contrast. Ik hou van spelen met mijn dalmatiër Pepper, ik hou van radiografisch bestuurbare vliegtuigjes. Als kind had ik dat al, ik las de Donald Duck én Dante, tegelijkertijd. En dan was ik zo enthousiast over Dante dat ik er een spreekbeurt over hield, ik kan me nog steeds de blik van mijn klas herinneren, hebben we hém weer.”

Als je dat vertelt kijk je er een beetje ondeugend bij, als op de laatste foto.

“In die foto herken ik mijn moeder! Dezelfde blik, hetzelfde plezier ook. Zij zag er altijd prachtig uit, met een shawltje en mooie combinaties. Wat fijn dat ik haar in deze foto terugzie. Ze was nooit bang, mijn moeder, no failure, only progression, geen mislukking, alleen vooruitgang. Dat was haar motto en dat heb ik van haar overgenomen. Ze gaf mij en mijn vier broers de ruimte, ook als ik me, omdat ik dat leuk vond, ’s avonds nog wilde verkleden om in gepaste kledij bij het avondeten aan te schuiven.”

Werd je weleens gepest als kind?

“Niet dat ik me kan herinneren, terwijl ik ook naar school ging in zelf samengestelde kostuums. Misschien omdat ik het vol overtuiging deed. Als je authentiek bent, of je dat nou blij doet of juist heel serieus, dan kunnen de mensen niet om je heen.”

Wibi Soerjadi is pianist, hij geeft in juli en augustus 14 tuinconcerten bij zijn villa in Diepenheim.

Interview: Jowi Schmitz

Georgina Verbaan - The Second Woman

Georgina Verbaan speelt 24 uur lang steeds dezelfde scène: ‘Eigenlijk is het een nachtmerrie’

Ze wilde een keer helemaal uit haar comfortzone komen. Nou, dat gaat haar wel lukken in de unieke Holland Festival-theatervoorstelling The Second Woman. ‘Ja, het wordt een uitputtingsslag. Ha!’

Honderd verschillende tegenspelers krijgt ze tegenover zich. Honderd in 24 uur. Actrice Georgina Verbaan is wel wat gewend, maar dit is een uitzonderlijke artistieke krachtsinspanning. In de filmische theatervoorstelling The Second Woman speelt ze één scène 100 keer gedurende een periode van 24 uur.

De scène van zo’n 10 minuten, waarin ze als Virginia steeds de relatie met tegenspeler Marty uitmaakt, is geïnspireerd op de Amerikaanse cultfilm Opening Night uit 1977 van John Cassavetes. In de film, een psychologisch drama, maakt een gevierd actrice met plankenkoorts en een alcoholprobleem zich zorgen over het ouder worden. De actrice moet in de film het toneelstuk The Second Woman spelen, krijgt ruzie met de auteur van het stuk en kan haar tegenspeler niet uitstaan, die ook haar ex is.

Die film heeft Verbaan (44) ooit gezien, vertelt ze als het gaat over hoe ze zich op haar voorstelling voorbereidt. Maar ze wil ’m zeker nog een paar keer zien. Maar ook What Ever Happened to Baby Jane en Who’s Afraid of Virginia Woolf, films over een vergelijkbaar thema. Ze is net klaar met de opnames van een nieuwe Videolandserie waarin ze een hoofdrol speelt en moet even schakelen. “Ik heb begin dit jaar twee keer online contact gehad met de Australische makers, Nat Randall en Anna Breckon. Ik had nog niet besloten, vond het idee vooral heel eng, benauwend, een nachtmerrie.”

Toch gaat ze het doen. “Het is belachelijk, want ik droom heel vaak dat ik onvoorbereid het toneel op moet, dat iedereen alles ziet omdat ik in een soort glazen doos zit, nou, dat is dit precies, haha. Maar het is juist een reden om ja te zeggen. Waarom? Omdat ik vaak nee zeg en het liefst veiligheid opzoek. En ik weinig deelneem aan het leven. Dan ben je veilig, maar raken kwesties je ook niet meer echt. Ik ga dit echt doen met mensen samen, met mijn tegenspelers en het publiek. Hopelijk komt er iemand kijken.”

Wie zijn je tegenspelers: mensen van de toneelschool of van de straat?

“Eerder dat laatste. Er schijnt op verschillende plekken een oproep te hebben gestaan waar mensen zich konden melden. Als het goed is, wordt dat een dwarsdoorsnee van de maatschappij: oud, jong, mannen, vrouwen, van verschillende kleuren en uit verschillende klassen. In die zin is het ook een sociologisch experiment. Oh... ineens ben ik bang dat er exen van me tussen zullen zitten.”

Dan wordt het een soort Marina Abramovic-act, zoals die met haar Ulay in het MoMa in New York: twee exen die elkaar eindeloos aanstaarden.

“Ja. Wist zij nou van tevoren dat hij meedeed? Nee toch? Nee.”

Bij een eerdere versie van jouw voorstelling, in Sydney in 2017, deden mannelijke tegenspelers naar toen de actrice vermoeid raakte. Ze maakten misbruik van haar zwakte.

“Ja, interessant. Bij ons zijn er wel regels waar tegenspelers aan moeten voldoen, zodat mijn grenzen enigszins bewaakt blijven. Dat is fijn. Er zullen mannen zijn die hun mannelijkheid willen laten gelden. Ik hoop niet dat ik een muur optrek, maar dat zal ook weleens een uurtje gebeuren. En om de twee uur is er een kwartier pauze. Dan kan ik even naar de wc, koffiedrinken of juist een hazenslaapje doen. Daar ben ik trouwens helemaal niet goed in. Ja, het wordt een uitputtingsslag, ha!”

Dit stuk, dat eigenlijk één scène is, The Second Woman, geschreven in 2016, gaat over een vrouw, Virginia, en haar partner Marty. Hun relatie wankelt. Marty komt bij haar langs, neemt eten mee en ze praten wat. De scène eindigt steeds met de zinsnede van de tegenspeler: ‘Ik hou van je’ of ‘Ik heb nooit van je gehouden’. Die vertrekt en zij ruimt op. Dan zijn de 10 minuten om.

De tegenspeler neemt steeds noedels mee, weet Verbaan al. “Ik moet 24 uur noedels eten!” en alles speelt zich af in een soort vierkante ruimte op het podium van de Amsterdamse schouwburg ITA, omhuld met doorzichtige schermen waar het publiek en de spelers doorheen kunnen kijken. Alles wordt met verschillende camera’s gefilmd en het publiek, dat komt en gaat, wordt aangemoedigd om tussen de scènes van stoel te wisselen om de twee spelers vanuit verschillende perspectieven te zien.

Je mag vlak van tevoren nog even oefenen met een paar tegenspelers, collega-acteurs die jij op een voorkeurslijstje hebt aangeleverd.

“Ja, maar geen idee wie er kan en komt. In elk geval kan ik zo enigszins vertrouwd raken met de mise-en-scène. Er zit ook een dans in, en een val. Die ga ik allebei nog oefenen met een choreograaf.”

Wat is je grootste angst?

“Of ik dit als actrice wel kan. Maar ik geloof dat het er vooral om gaat dat ik het als mens volhoud. Die tegenspelers kunnen ook uit hun spel raken, en ik moet ze dan terugleiden naar waar we mee bezig zijn.”

Ga je ook putten uit de relaties die jijzelf had?

“Oh ongetwijfeld. Je kunt in de liefde in een bepaalde rol vallen, dat je denkt: waarom doe ik dit, waarom zeg ik dit? Dat je uitzoomt en je jezelf helemaal niet herkent. Dat je je afvraagt: praat ik nu iemand anders na? Dat de ander jou zo zag in het begin, en zo wil blijven zien en denkt dat je echt zo bent. Ik vind de liefde best ingewikkeld, en kies soms grillige mensen uit om verliefd op te worden.”

Je zegt dat het begin van je voorstelling het minst interessant zal zijn. Na hoeveel uur komt het er op aan, denk je?

“Als mijn personage en ikzelf door elkaar heen gaan lopen. Feit en fictie. Dan wordt het spannend.”

In de film Opening Night, waarop dit gebaseerd is, kan de hoofdrolspeelster werkelijkheid en fictie ook niet meer goed onderscheiden. Heb jij dat tijdens het spelen weleens gehad?

“Ik speelde in het toneelstuk Venus met Jeroen Spitzenberger, dat ging over verleiding en macht en begon elke avond weer met zo’n heftige sfeer, ik nam het de hele dag mee. En eerder bij De ingebeelde zieke van Molière, een komedie bij de Utrechtse Spelen. Ik hoorde constant in mijn hoofd: Het zijn je longen, het zijn je longen. Die herhaling, wekenlang, kan je echt gek maken. Dit is gelukkig maar 24 uur.”

In The Second Woman speelt Georgina Verbaan op 28 juni vanaf 16 uur tot 29 juni 16 uur één scène 100 keer. De voorstelling op het podium van de Amsterdamse schouwburg ITA wordt live gescreend in bioscoop Tuschinski. Info: hollandfestival.nl

Interview: Ally Smid

Wat zie ik? - Edsilia Rombley

‘Met het kind in mezelf zit het wel goed’

Zangeres en presentatrice Edsilia Rombley (46) worstelt soms met haar gewicht en heeft wel eens een slechte dag, maar in basis is ze vooral tevreden over zichzelf. ‘Ik ben erg van de positiviteit, zo kijk ik ook naar mezelf.’

Wat zie je?

“Op de foto hierboven zie ik een zelfstandige vrouw, iets wat ik te danken heb aan mijn moeder. Zij heeft drie kinderen in haar eentje opgevoed en ze dééd dat gewoon. Wij, mijn broer, mijn zus en ik, zorgden een ­beetje voor elkaar. Dat we soms alleen op pad moesten, vond ik normaal. We deelden ook mee in mijn moeders zelfverzekerdheid. Misschien had ze het weleens zwaar, maar ik voelde vooral haar kracht.”

Op deze foto kijk je zwoel.

“Toen we deze foto’s maakten, dacht ik na over de kanten van mezelf die ik het sterkste voel. Daar hoort deze blik zeker bij; ­iemand die zich thuis voelt in haar vrouw-zijn. Natuurlijk worstel ik soms met mijn gewicht en heb ik betere en slechtere dagen, maar in basis ben ik tevreden met mezelf. Ik ben een romantica, ik geloof in affectie tonen, elkaar af en toe aanraken of een knuffel geven. Dat is een gevoel in jezelf dat je warm moet houden.”

Heb je als bekende Nederlander nooit last gehad van mensen die minder aardig waren?

“Gelukkig heb ik dat niet heel veel. Ik deel veel positieve dingen, dus krijg veel positiviteit terug. Dat is ook wel mijn ding, positivity, zo kijk ik ook naar mezelf. Maar er zullen altijd mensen zijn die niet aardig zijn, vooral op social media. Ik denk dan: die mensen kennen me helemaal niet. Ik probeer me er niet druk om te maken. Ik hoef niet door iedereen leuk gevonden te worden, dat kan ook niet. Maar als publiek figuur ben je wel wat kwetsbaarder.”

Terwijl je al jong in de aandacht stond door het winnen van de Soundmixshow.

“Misschien voel ik me daarom ook het meeste thuis bij een groot publiek. Ik geniet van het entertainen van mensen, het zingen, de energie die het geeft. Dan kan ik het meeste mezelf zijn. Het presenteren van een show vind ik ook leuk, alleen veel spannender. Maar ik wil daar zeker in blijven groeien.”

En de foto hierboven, wat zie ik daar?

“Dat is mijn goofy kant. Het kind in de mens zit wel goed bij mij, zal ik maar zeggen. Ik kan ergens enorm enthousiast op reageren, dan sta ik echt te juichen. Ik kan me voorstellen dat mensen soms denken: zo, díe is blij. Maar zo ben ik gewoon. Lachen is goed voor je. Echt waar. Als mensen daar zuur over doen, zou ik ze vooral willen aanraden: lach meer.”

Je lacht naar de wereld.

“Dat is niet naïef, ik zie heus wel dat er van alles aan de hand is, maar ik heb dus geleerd dat ernst en plezier naast elkaar mogen bestaan. Lachen kan ons helpen. Voor mij voelt dat ook gewoon beter, ik heb een paar vrienden met wie ik hard kan lachen en daar kan ik daarna dan weer een hele tijd op teren.”

Heb je dit altijd al gewild?

“Ik wilde altijd al entertainer worden. Ik observeerde mensen, mijn moeder of mijn familie, en dan maakte ik toneelstukjes over ze en trad ermee op tijdens familiefeestjes. Daar hadden we er veel van, met veel muziek, veel eten ook. Dat gevoel van joy is er altijd geweest.”

Je deelt je ‘joy’.

“Laten we liever voor elkaar zijn, dat zou echt helpen. Als kleuter voelde ik dat al zo, en op de middelbare school ook. Als ik dan jarig was, riep ik: ‘Ik ben jarig, ik wil van iedereen een knuffel!’ En dan liep ik ook naar die stille jongen achter in de klas om hem even te knuffelen. Niemand buitensluiten, dat is mijn doel. Behandel een ander zoals je zelf behandeld wil worden.”

Edsilia Rombley (1978) maakt samen met Trijntje Oosterhuis, Berget Lewis en Candy Dulfer deel uit van de Ladies of Soul, die binnenkort op tournee gaan. Ook speelt ze mee in de kinderfilm Het Feest van Tante Rita 2 – De Chocobom, die in juli verschijnt.

Interview: Jowi Schmitz

Paul Haenen

Cabaretier Paul Haenen maakt politieke satire over de formatie: ‘Gaat het wel, Pietertje?’

Zelf kruipt hij in de rol van verkenner Ronald Plasterk. ‘Dat lukte meteen. Hij heeft hetzelfde als Andries Knevel: dat lachen en dan meteen weer serieus. Dat schrikachtige.’

Hij vindt dat wij er als Nederlandse burgers recht op hebben: weten wat er achter de schermen in Den Haag gebeurt. Cabaretier, programmamaker en schrijver Paul Haenen (78) die al meer dan 25 toneelstukken op z’n naam heeft staan, heeft zich nu aan het politieke geharrewar op het Binnenhof gewaagd: “Ik ben nieuwsgierig. We hebben geen idee wat er gebeurt in die kamertjes. Er werd ook niet gelekt. Toen dacht ik: als wij het niet horen, dan verzin ik het zelf wel.”

Paul Haenen op het podium van het Betty Asfalt Complex

Tot op het laatst gaat Haenen de tekst van het stuk De Formatie actualiseren. “Voor de voorstelling is het leuk dat ze er nu uit zijn, want dan ben je als publiek extra geïnteresseerd wat eraan voorafging.” Want de ministersploeg is nu bekend en zal binnenkort op het bordes staan.

Maar het gaat Haenen vooral om die ‘rare’ zeven maanden vanaf de verkiezingen in november. Een periode van ruim een half jaar die volgens hem ook in anderhalve dag had gekund. “In mijn stuk zijn ze er ook heel gauw uit. Want het zijn immers vier fracties aan de rechterkant van het spectrum die tot dit akkoord zijn gekomen. Timmermans was er niet eens bij. Zo moeilijk was het niet.”

Haenen is blij dat de PVV intussen niet de grote overwinnaar van de Europese verkiezingen werd, ‘dat we voor de buitenwereld een land blijven van compromissen, van overleg’. Maar als schrijver zegt hij ‘achter al z’n karakters te staan’ en wil hij geen politieke voorkeur laten doorschemeren.

Vier sterke karakters

Haenen: “Normaal bedenk je personages voor zo’n theaterstuk, maar nu zijn ze er al. Dat is handig. Ik probeer me voor te stellen wat er al die maanden is voorgevallen tussen die vier partijleiders, vier sterke karakters: Geert Wilders (met de meeste Kamer- en debatervaring, heeft geen last van zijn partij, want alleenheerser, er is ook geen lastig partijcongres), Caroline van der Plas (die al die tijd, zoals ze zelf zegt, de moederrol op zich heeft genomen – Gaat het wel, Pietertje?) Pieter Omtzigt en Dilan Yesilgöz.”

Voor Wilders moeten die maanden een hel zijn geweest, denkt Haenen. “Hij moest steeds maar weer overleggen, dat is hij niet gewend, en hij vindt de media tuig van de richel. En steeds weer moest hij langs dat tuig van de richel, en iets, maar dus niets zeggen. Wilders wilde premier worden, maar dan zou hij al te vriendelijk moeten worden, nu kan hij Kamerleden blijven bashen.”

Mooie kamer. Mooie stoel

Het toneelstuk begint, vertelt Haenen, zoals het ook in het echt begon: “Wilders komt binnen, en zegt tegen verkenner Ronald Plasterk: Daar zijn we dan. Wilders zegt: Mooie kamer. Hij gaat zitten. Zegt: Mooie stoel. Dan komt Van der Plas binnen, zegt ook: Mooie kamer. Mooie stoel.” Fijn als dat voor iedereen de gewoonte wordt, zegt Haenen, dat als je ergens op bezoek gaat, je zegt: Mooie kamer. Mooie stoel. “En Yesilgöz zegt: Nou, je hebt hier wel mooiere kamers. Omtzigt zegt niet veel bij binnenkomst.”

Omtzigt is een speciaal geval, volgens Haenen. Hij zou zo in een stuk van Samuel Beckett kunnen spelen, vindt hij, zoals Wachten op Godot. “Door die stilte. Je denkt bij hem: wat gaat er veel in je om, dat maalt maar door. In mijn stuk is hij misselijk, loopt weg of zit eindeloos met zijn hoofd in zijn handen. Hij wilde niet met de PVV, tot Wilders ineens water bij de wijn ging doen. Ik denk dat Omtzigt van alle vier het meest heeft geworsteld met zijn geweten. Yesilgöz kan goed luisteren, dat zie je in talkshows: ze is geïnteresseerd, heeft humor, een lieve vrouw denk ik. Voor haar was het ook moeilijk, waar ligt mijn belang, moet ze steeds hebben gedacht.”

In het stuk gaan de vier partijleiders ook letterlijk aan elkaar snuffelen als ze bij elkaar zitten. “Die scène is al af. Omtzigt vindt het een beetje grensoverschrijdend, maar doet wel mee. Wilders vindt het belachelijk allemaal, maar zwicht ook. ‘Het belangrijkste is’, zo begint Plasterk, ‘dat jullie dichter tot elkaar komen en respect voor elkaar gaan opbrengen.’ Ze hoeven geen vrienden te worden, maar moeten wel in elkaar gaan geloven. Plasterk vraagt ze ook met een voorbeeld uit hun eigen leven te komen, wanneer ze iemand gingen vertrouwen en waarom.”

Haenen: “Wilders loopt op een gegeven moment weg, en stuurt een bericht via X de wereld in: ‘Het lijkt wel of ik hier in een emmer snot zit.’ Als de andere drie protesteren als hij terug is, zegt hij: Doe niet zo kinderachtig, dat doe ik voor mijn achterban, laten we op een volwassen manier met elkaar omgaan.”

Familieopstelling in een Big Brother-setting

“Ja, het is een soort familieopstelling in een Big Brother-setting, ze kunnen niet echt weg. Ze mogen niet lekken, dat willen ze wel. Eigenlijk willen ze zeggen: ‘Het is een soort inrichting!!’ Maar dat mag niet. Ik speel zelf verkenner Plasterk, want dat lukte meteen goed, hij heeft hetzelfde als Andries Knevel: dat lachen en dan meteen weer serieus. Dat schrikachtige.”

De informateurs lopen ook in het toneelstuk rond, net als beoogd premier Dick Schoof. Diens kinderen eisen van hem dat het een knetterlinks kabinet wordt. “Hij zegt dan dat hij zich daar niet aan kan houden. Maar dat-ie wel wil proberen het linkser te maken dan dit demissionaire kabinet. Ik moet er nog wat aan schaven, want het moet wel geloofwaardig blijven.”

Op 3 juli is de eerste voorstelling, in Haenens eigen Betty Asfalt Complex dat hij al 35 jaar samen runt met zijn echtgenoot Dammie van Geest in het centrum van Amsterdam. Het stuk wordt gespeeld door de Theatertroep, een theatercollectief van zes acteurs dat vanaf juli ook het Betty Asfalt-theater overneemt. Ter ere daarvan is er een Zomerfestival, met dit toneelstuk als aftrap. En het Betty Asfalt zal van naam veranderen: Theater de Richel.

Haenen verheugt zich op de samenwerking met de Theatertroep. “Als ik op 3 juli ’s ochtends zeg: ik heb toch nog iets anders bedacht, dan fietsen ze het erin. Zij houden ook van snelle onverwachte dingen. Ik wil dat het publiek denkt: hé, dat zat vandaag nog in het Journaal. Dat zie je niet veel meer, actueel theater.”

Haenen vat zijn voorstelling nog even samen: “Dat mensen contact zoeken met elkaar en het niet vinden, en de eenzaamheid die steeds op de loer ligt.” Hij zegt nog te overwegen om er een scène in te schrijven waarin de vier demagogieles krijgen. “Lijkt me leuk. Dat je leert om te liegen, zonder dat het als leugen overkomt. Dat Wilders die stikstofplannen van tafel veegt, en Yesilgöz bezwaar maakt, en Wilders zegt: Doe toch niet altijd zo negatief. Linkse partijen moeten dat ook leren: trek het debat naar je toe.”

Paul Haenen in de foyer van het Betty Asfalt Complex

Haenen gunt Net5 een oppepper

Paul Haenen heeft een plan voor Net5, de ‘rommelzender’ van John de Mol. Hij heeft het nog niet met De Mol overlegd, maar hij ziet een ‘leuke, actuele, journalistieke zender’ voor zich. Haenen: “Dat idee had tv-bons Fons van Westerloo ooit al, een alternatieve VPRO, en zo ontstond Net5. Het wordt tijd dat idee nieuw leven in te blazen. Met grensverleggende programma’s, zoals ook een ruimdenkende, progressieve versie van Vandaag Inside. Een brutale, vrijgevochten zender dus. Dan kan Arjen Lubach die weg is bij de VPRO - waarom eigenlijk? - ook één avond vullen, een Saturday Night Live, en dan een heel seizoen lang. En Dammie en ik maken dan TroostTV.

TroostTV ontstond in coronatijd, omdat veel mensen angstig waren. Van de NPO kregen ze twee maanden op zondagmorgen een uur, daarna hield het op. Dus gingen ze verder op YouTube, wat een groot succes werd: Nederlanders van over de hele wereld keken ernaar en vergaten hun ellende even. De terugkerende troostende boodschap: ‘Laat je piekeringen voor het slapengaan van je afglijden, want de essentiële problemen zijn er de volgende dag toch wel weer.’

Interview: Ally Smid

Jonge Geesten - Dolf Verroen

Kinderboekenschrijver Dolf Verroen (95): ‘De grote winst van ouderdom is genoegen nemen met wie je bent’

Hij schrijft nog steeds kinderboeken en is gelukkig. Zijn geheim? ‘Een goede partner is misschien wel het allerbelangrijkste in het leven. Dankzij Gerard heb ik mezelf leren accepteren.’

Hij is al 95 jaar, maar Dolf Verroen is nog steeds actief als kinderboekenschrijver. Deze woensdag verschijnt zijn nieuwste boek, Een regenboog in mijn kast. Het gaat over de 13-jarige Jasper die aanhikt tegen zijn coming-out. “Het is best een beetje raar om op mijn leeftijd nog voor kinderen te schrijven”, zegt Verroen thuis in zijn werkkamer in het Friese dorp Sint Nicolaasga. “Het is sowieso heel uitzonderlijk dat ik nog schrijf.

Daar willen we in deze slotaflevering van de serie ‘Jonge Geesten’ uiteraard alles over weten. Wat houdt Verroen op de been? Hoe blijft hij zo fit van boven? En welke bonus heeft de ouderdom hem gebracht?

‘Ik heb iets vreemds in mij. Een raar soort energie’

Verroen debuteerde in 1955 en publiceerde meer dan honderd boeken. Aanvankelijk schreef hij voor volwassenen, maar het lukte hem beter om zich te verplaatsen in kinderen. In de jaren zeventig en tachtig, de hoogtijdagen van de kinderliteratuur, stond hij zij aan zij met illustere collega’s als Thea Beckman, Miep Diekmann, Nannie Kuiper, Tonke Dragt en Paul Biegel.

“Ik ben de enige van die generatie die nog regelmatig publiceert”, constateert hij nuchter. De rest is gestopt of overleden. “Wat me op de been houdt? Ik weet het niet, ik heb iets vreemds in mij. Een raar soort energie. Ik was ook nooit moe. Nooit van mijn leven. Ik kon alles aan. Dat is je gestel, een kwestie van geluk. Maar het is ook belangrijk dat je je betrokken blijft voelen. Ik vind het bijvoorbeeld heerlijk om met jonge collega’s om te gaan. We hebben altijd plezier. Ik voel me door hen gerespecteerd. Daar ben ik heel blij mee.”

Toegegeven, hij was wel eens bang dat hij het contact met het jonge publiek zou verliezen. Maar dat is gelukkig nooit gebeurd. “Ik denk omdat ik niet ben afgedwaald van de méns. Daar gaat het natuurlijk toch om. Kijk, kinderen worden nu door heel andere dingen beïnvloed dan vroeger. In mijn tijd had je nog geen televisie. Ik weet ook ontzettend weinig van TikTok en zo. Maar ik ben ervan overtuigd dat kinderen absoluut niet zijn veranderd. Van binnen zijn het nog dezelfde kinderen als vroeger.”

Af en toe komt hij op scholen. Zo blijft hij in verbinding met zijn lezers. Lichamelijk is de afstand wel groter geworden, merkt hij. Hij is een beetje doof en kan niet zo goed meer zien. Vorig jaar moest hij voor een groep van zestig kinderen op een podium klimmen. Daar stond een hoge troon voor hem klaar. “Ik dacht: ik kom al die trappies niet op! Toen ben ik op de rand van het podium gaan zitten. Zo ging het ook.”

‘Als ik niet kan schrijven, word ik een beetje gek en onuitstaanbaar’

Stoppen met schrijven? Geen haar op zijn hoofd. Hij zou zich met het bestaan geen raad meer weten. “Schrijven is mijn adem”, verklaart hij. “Als ik niet kan schrijven, word ik een beetje gek en erg onuitstaanbaar. Het geeft mijn dagen structuur. Dat heb ik nodig, want ik loop soms wat warrig door het leven.”

In het schrijven kan hij dingen kwijt die hij in het dagelijks leven voor zich houdt. “Ik ben erg snel gekwetst en heb de neiging om dat op te kroppen. Dan zeurt zoiets de hele dag in me rond zonder dat ik er wat van durf te zeggen. Als ik schrijf, lukt het me wél om het te uiten. Dat doe ik niet eens bewust, maar dat is hoe het werkt.”

Zijn nieuwe boek Een regenboog in mijn kast – hij had het liever Liefdesvriend genoemd, maar dat vond de uitgever te zwaar – gaat ook over een binnenvetter. De 13-jarige Jasper worstelt met zijn gevoelens voor andere jongens. Hij durft er met niemand over te spreken. Nóg niet, maar er zit beweging in. Zijn ene oma spoort hem voorzichtig aan om zichzelf te zijn. Ze doet Jasper een regenboogriem cadeau, die hij vervolgens wegstopt in de kast. Zijn andere oma probeert zijn coming-out juist te verhinderen. Ze laat Jasper in bedekte termen weten dat hij zijn geaardheid beter kan verzwijgen.

“Die tweede oma is een beetje fossielig”, zegt Verroen. “Ze is in haar ouderwetse coterietjes blijven hangen. Pas als haar man sterft, begint ze zich vrij te maken. Ze maakt dan een ontwikkeling door, tegelijk met Jasper. Dat vind ik het leuke van schrijven, dat je zo’n parallel in een verhaal kunt verwerken.”

‘Het mooie is dat seks bij kinderen wel bestaat, maar tegelijk ook niet’

Verroen schreef al eerder over homoseksualiteit bij tieners. Voor de bundel Tien x verliefd (1980) maakte hij een kort verhaal over Jonathan. De brugklasser, verliefd op een vriendje, ervaart de eenzaamheid van het anders-zijn en de pijn van te worden uitgemaakt voor flikker. In het veel latere jeugdboek Niemand ziet het (2019) worstelt de 13-jarige Victor met soortgelijke problemen.

In 2016 mocht Verroen het Kinderboekenweekgeschenk schrijven: Oorlog en vriendschap. Het gaat over een ‘homo-erotische relatie’, beseft de auteur achteraf, al staat er geen onvertogen woord in. In het verhaal schetst hij de onverwoestbare band tussen de zoon van NSB’ers en de zoon van verzetsmensen. Expliciet wordt het nergens. “De mooiste boeken zijn die waarin iets zit opgesloten wat je wel voelt, maar waar je net niet helemaal bij kunt.”

In dit ‘roze’ werk put de schrijver rijkelijk uit eigen ervaring. Hij was elf toen de oorlog begon. In Delft, waar hij woonde, had hij een iets ouder buurtvriendje. Deze Kees – zoon van NSB’ers – nam hem stiekem mee naar de bioscoop en naar bijeenkomsten van de christelijke liedschrijver Johan de Heer in het Rijswijkse Bos. “Het had iets heel erotisch”, zegt Verroen. “Maar seksscènes tussen kinderen heb ik nooit willen schrijven. Dat zou te plat worden. Het mooie is juist dat seks bij kinderen wel bestaat, maar tegelijk ook niet.”

Pikante ervaringen had hij soms ook met de onderduikers bij hen thuis. Het begon met een jongeman van zeventien die gezocht werd omdat hij geprobeerd had een Duitse onderzeeër onklaar te maken. “Hij verleidde me. Wat wil je, ik was een leuk jongetje van veertien. Daarna volgden er andere jongemannen. Ik belandde echt niet bij hen allemaal in bed, maar ik probeerde veel. Die mannen waren niet homo, ik denk dat het voor de meesten meer seksuele ontlading was. Hoe dan ook heb ik er een hoop van geleerd. Mijn ouders hebben niets gemerkt. Of ze durfden niets te zeggen, want over seks praatte je niet.”

‘Gerard heeft me bevrijd, langzaam, bijna ongemerkt’

Verroen heeft het lang moeilijk gehad met zijn geaardheid, ook toen Gerard Reve in de jaren zestig het taboe te lijf ging. Verroen hield zich destijds stil. “Ik schreef toen nog voor volwassenen, wat helemaal niet vlotte. Het stroomde niet lekker. Ik heb me vaak afgevraagd: waarom voelde ik me toen zo leeg? Het kwam, denk ik, doordat ik de moed niet had om te schrijven over wat me echt bezighield. Het was lafheid.”

Die lafheid heeft hij overwonnen, dankzij zijn twintig jaar jongere partner Gerard Hemmes. Ze zijn al meer dan veertig jaar samen. Gerard, afkomstig uit een vrijer milieu, heeft de schrijver altijd aangespoord om opener te zijn. De jonge blom van in de zeventig komt net de keuken uitgelopen. Hij heeft een heerlijke lunch bereid met courgettesoep, gerookte zalm, huisgemaakte eiersalade, roomzachte Friese Emmenthaler en een glaasje witte wijn. “Gerard heeft me bevrijd, langzaam, bijna ongemerkt”, zegt Verroen. “Een goede partner is misschien wel het allerbelangrijkste in het leven. Dankzij hem heb ik mezelf leren accepteren.”

Acceptatie is sowieso de grote winst van de ouderdom, zegt hij na de lunch, bij de koffie met bonbons: “Dat je genoegen leert nemen met wie je bent en met wat je kan. Ik heb jarenlang meer willen doen dan ik kon. Dan had ik het gevoel: ik kán het niet, maar ik doe het toch. Dat heb ik nu niet meer. Ik aanvaard mezelf nu zoals ik ben. Misschien was het soms kruimelwerk wat ik gemaakt heb, geen groots epos ofzo. Maar ik heb wel veel waardering gekregen. Alles bij elkaar heb ik het toch best goed gedaan.”

‘Voor ons was het belangrijk om dingen goed uit te vechten’

Tips voor een gelukkige ouderdom heeft hij desgevraagd ruim voorradig. “Blijf dicht bij je natuur”, adviseert hij. “Wees echt, speel geen rol, doe jezelf niks aan. En zeur niet, voel jezelf geen slachtoffer. Ik loop slecht, zeker ’s ochtends als ik opsta. En vorig jaar onderging ik een zware operatie vanwege blaaskanker. Dat is heel vervelend allemaal, maar ik probeer me er zo min mogelijk van aan te trekken. Ondanks alles moet je proberen om van je leven iets te blijven maken wat voor jou zinvol voelt. Je moet ook ruimte voor jezelf creëren. Gerard en ik hebben de eerste jaren enorme ruzies gehad. Schrijver Gerbrand Bakker liep hier toen rond als huisschilder. Hij schrok van onze heftigheid. Dan riep hij: ‘Is het nou afgelopen?’ Maar voor ons was het belangrijk om dingen goed uit te vechten en onze eigen plek te veroveren.”

Het is ook raadzaam, gaat hij verder, om zoveel mogelijk ‘ja’ te zeggen tegen nieuwe projecten in het leven. “Als je ‘nee’ zegt, gebeurt er nooit iets. Veel mensen zijn ongelukkig doordat ze niet in staat zijn het geluk te grijpen. Die trein komt maar één keer langs. Stap gewoon in en durf het te laten mislukken. Vorig jaar ben ik nog gestopt met een boek dat niet vlotte. Zoiets vind ik tegenwoordig minder erg dan vroeger. Of ik dan niet aan mezelf ga twijfelen? Haha, nee, dat heeft op mijn leeftijd niet zoveel zin meer.”

Een jaar of tien geleden had hij even het gevoel dat hij klaar was met schrijven. De ideeën droogden op. Maar toen mocht hij in 2016 ineens dat Kinderboekenweekgeschenk Oorlog en vriendschap schrijven. Een zegen. “Ik ben er helemaal door opgebloeid. Nu zit ik weer vol ideeën, dus ik ga gewoon door.”

En dan sterven in het harnas? Het vreemde is, zegt Verroen, dat hij zich nooit met zijn sterfelijkheid heeft beziggehouden. Tot vorig jaar. Die blaasoperatie hakte er toen flink in. “Nu denk ik: ieder jaar is er één. Ik laat het komen zoals het komt. Ondertussen geniet ik ontzettend van het leven, samen met Gerard. Van mij mag het nog even duren.”


Interview: Sander Becker

Wat zie ik? Mylou Frencken

Als Mylou Frencken naar haar foto’s kijkt, ziet ze verlegenheid én een stralende versie van haarzelf. Ze keek op haar elfde in de spiegel en dacht: ik hoop niet dat ik zo onopvallend blijf. Nu staat ze in het theater en is ze regelmatig ook op televisie te zien. Al wordt ze soms overvallen door onzekerheid.

Wat zie je als de naar deze foto’s kijkt?

“In die foto rechtsboven herken ik mijn verlegenheid, in combinatie met de acceptatie ervan. Ik ben nou eenmaal een beetje rommelig. Prachtige jurk, losse plukjes haar, dat soort combinaties. Ik hou ervan als iets onaf is, hoe ongemakkelijk dat soms ook voelt.”

Het plezier van het ongemak?

“Rond mijn vijfde kwam tegelijk met mijn zelfbewustzijn mijn schaamte opzetten. Als een moeder van een vriendin vroeg: ‘Wat wil je voor je verjaardag Mylou?’, dan durfde ik geen antwoord te geven, want misschien zou die moeder wel vinden dat ik om iets belachelijks vroeg. Het is een oeronzekerheid van me. Kan dit wel? Mag dit wel? Hoe moet dit?

“Ik heb het nog steeds. Laatst overviel me een soort mailangst: hoe schrijf je zo’n mail eigenlijk, welke toon sla je aan? Ik ging ploeteren en er kwam een enorm epistel uit. Kort en bondig leek me beter, maar hoe dan? Dán komt mijn geluk: ik heb daar vrienden voor. Ik heb mensen die ik zo’n mail voorleg en die me dan kleine schopjes de goeie kant op geven. Dat heb ik nodig, die schopjes, om er daarna alsnog een eigen draai aan te geven.”

Die schaamte maakt het niet vanzelfsprekend dat je op een podium terechtkwam.

“Ik was negen en een vriendinnetje had me in een toneelstuk gepraat. Ik was holbewoner, compleet met knuppel, maar ik was zo verlegen dat ik de tekst niet kon onthouden. Stond de regieassistente de hele avond naast het podium om mijn ene zinnetje voor te fluisteren. Iets als: ‘Hé, we hebben honger!’ En toch, daaronder zat die drang om me te laten zien, ook iets waar ik me rond die tijd bewust van werd. Op mijn elfde keek ik kritisch in de spiegel en zag een grijzig meisje met vettige donkerblonde haartjes. Ik hoop niet dat ik zo onopvallend blijf, dacht ik, en meteen daarna besloot ik dat het wel wat kon worden met me, als ik maar mijn best deed. Dat ben ik toen gaan doen.”

En de eerste foto?

“Die oogt niet helemaal spontaan, daar ­herken ik mezelf ook in. Ik ben meer van het bedenkelijke soort. Over moeilijke beslissingen kan ik gerust zes weken nadenken, en dan ben ik nog geen stap verder. Maar als je álles uitstelt, heb je steeds meer aan je hoofd. Bovendien heb ik geleerd dat ik het ook in één week kan, zelfs al blijf ik dan nog een tijdje na-tobben. Ik kan me nu eenmaal lastig overgeven aan wat ik al besloten heb.”

Zo iemand ben je?

“Die foto op de rug oogt zowel licht als licht wanhopig. Hij doet me denken aan de wandeling naar Santiago de Compostella die ik vorig jaar met een groep zangeressen ondernam. Leonie Jansen en ik waren de oudsten. Het wandelen was geweldig. ‘De camino geeft je wat je nodig hebt’, zei Leonie steeds. Maar na een paar dagen verdwaalden we. Het was gloeiend heet, we moesten een berg op en kwamen na een omweg pas bij het dorp waar we moesten zijn. Eenmaal op het terras zei een van die zangeressen: ‘Nog even een hoeraatje voor Leonie en Mylou’. Zo van: ‘die oudjes hebben het ook gered’. Dan proost je dapper glimlachend met zo’n groep mee en denk je: ik haat jongeren. Maar in dat dorp kocht ik ook de prachtjurk die ik nu aanheb. Het is waar: de camino geeft je wat je nodig hebt.”

En de vierde foto?

“Dat vind ik een fijne, stralende versie van mezelf. Daar zit iets ‘kom-maar-opperigs’ in. Zo is het ook, al had ik dat nooit van mezelf verwacht. Ik kon me vroeger enorm zorgen maken over volwassen worden, over bankafschriften, doodgaan, de wc op Schiphol vinden. Gelukkig blijk ik gezegend met veerkracht: sla me neer en ik val om, maar een paar dagen later loop ik weer rond. Al met al is het leven me tot nu toe dus 90 procent meegevallen.”

Mylou Frencken (1966) is theatermaker, zangeres en liedjesschrijver. Ze speelt haar voorstelling Minnares op 24 en 25 mei in theater Bellevue in Amsterdam en op 6 juli in Openluchttheater Valkenburg.

Interview: Jowi Schmitz

Wat zie ik? Ruud de Wild

‘Ik was te veel bezig met wat anderen van me vonden’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Radio-dj Ruud de Wild ziet een opgewekte, lieve man, maar ook een denker en een luisteraar.

Wat zie je op deze foto’s?

“In die foto met mijn hoofd omlaag herken ik mezelf het meest. Ik ben iemand die nadenkt, iemand die dingen kapot kan denken zelfs. Tegenwoordig denk ik ze ook wel weer heel, trouwens. Dat is het voordeel van ouder worden; dat de doem en het geluk wat meer in balans zijn.”

Dat klinkt als vooruitgang

“Die foto recht van voren wil ik ook graag zijn; een opgewekte, lieve man. Of ik dat ben hangt een beetje af van het gezelschap. Ik mag dan niet zo goed zijn in relaties, ik ben wel heel trouw aan mijn vrienden. Vrienden kunnen me ook verrassen, zo was mijn relatie vorig jaar uit en had ik opeens woonruimte nodig.

“Met bezwaard hart vroeg ik een vriend of ik bij hem en zijn gezin mocht logeren. Ik was bang dat ze het als een last zouden voelen, maar na twee weken zei hij: ‘Waarom blijf je niet? Het is zo gezellig met je.’ Ik bedoel maar te zeggen; zo lastig vonden ze me blijkbaar niet. Het heeft dus geen zin je af te vragen hoe anderen je vinden, want ze vinden toch altijd iets anders dan je denkt.”

Mensen vinden sowieso nogal veel van jou.

“Misschien ben ik daarom graag wat minder zichtbaar en ver weg, zoals op de derde foto. Ik hou er heel erg van in Parijs te zijn, en om daar dan in mijn eentje in een hoekje in een restaurant te zitten en om me heen te kijken. Die foto gaat voor mij ook over luisteren trouwens. Ik hoef niet steeds aan het woord te zijn. En dat ik hier over mezelf zit te vertellen betekent vooral dat ik niet altijd consequent ben.”

Gewoon wat stiller zijn, dus.

“Vind eens wat minder, zou ik iedereen willen aanraden. Die juicechannels! Je roept iets en je gaat het zelf nog geloven ook, en om het nog erger te maken geloven anderen je ook. Dat je van hearsay een verdienmodel maakt vind ik waanzin. Ik ben ook echt streng tegen mijn kinderen als zij met dat soort snelle oordelen aan komen zetten. Dan probeer ik uit te leggen dat het gevaarlijk is om meningen tot waarheden te verheffen. Dat je er mensen pijn mee doet, en dat het bovendien nergens op slaat. Echt, binnenkort springt een bekend iemand voor de trein omdat al die roddels hem te veel zijn.”

Maar hoe bescherm jij jezelf dan?

“Het heeft ook met een besef van tijd te maken. Dat hoort wel bij die foto van opzij; daar zie ik een wijzere versie van mezelf in. Tot aan het ziekenhuis, waar ze vier jaar geleden endeldarmkanker constateerden, was ik veel meer bezig met anderen en wat ze van me vonden of hoe ze me zagen. Als ik toen ergens balorig binnenkwam, was dat een bedacht soort balorigheid. Nu kom ik binnen als mezelf, dat scheelt een hoop tijd. Dat heb ik tijdens de MRI-scans wel geleerd; het leven is te fragiel om het niet te pakken. Het maakt alleen maar uit wat wij en onze geliefden van ons vinden.”

Dat heb je in een MRI-apparaat bedacht?

“Ik gun niemand ziek worden, maar in zo’n machine lig je elke keer zo’n 30 minuten en je weet dat je na afloop een uitslag over je leven – of je dood – gaat krijgen. Dan ga je wel nadenken. Ik ging ook allerlei beloftes aan mezelf doen. Hoe ik met mijn kinderen om wil gaan, wie er belangrijk voor me is. Was de uitslag goed, dan vergat ik die beloftes weer. In het begin dan. Tegenwoordig probeer ik mezelf bij de les houden; ik wil meer ‘zijn’, en ook blij zijn met wat ik heb. Laatst sprak ik iemand die het jammer vond dat hij nooit bij de wereldtop formule 1-racen heeft behoord, terwijl hij aan alle grote races heeft meegedaan! In mijn ogen heeft die man het wél gemaakt, in zijn eigen ogen niet. Zoiets vind ik leerzaam: als je zelf niet gelooft dat je het goed hebt gedaan, blijft er altijd een gevoel van onafheid aan je knagen.”

Ruud de Wild (1969) is dj, presentator en kunstenaar.

Interview: Jowi Schmitz

Wat zie ik? Arie Boomsma

‘Als man laten zien dat je er goed uitziet lijkt niet te horen’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Hoe meer gezonde mensen, hoe mooier de samenleving, vindt Arie Boomsma (50).

Wat zie je op deze foto’s?

“Op die foto recht van voren herken ik mezelf het meest. Ik zie er naturel uit. Ook als ik op tv kom wil ik nooit poeder op. Het past niet bij me en áls er te veel poeder op mijn gezicht zit, begin ik op Ken van Barbie te lijken. Dit is ook de minst spannende foto voor mij; de andere foto’s roepen verhalen in me op.”

Vertel.

“Op die foto linksboven kijk ik wat teruggetrokken, wat me doet denken aan de heimwee die ik vroeger had. Die heb ik nu niet meer, maar ik voel nog steeds licht ongemak als het te veel over mij gaat. Dat klinkt misschien gek uit mijn mond, maar ik vind het een worsteling: ik wil bescheiden zijn in de dingen die ik doe, maar ik heb ook een boodschap. Om die boodschap uit te dragen gebruik ik mijn bekendheid. Zichtbaar zijn wordt vaak verward met ijdelheid – en ­zonder boodschap is dat ook het enige dat overblijft.”

IJdelheid lijkt me voor een domineeszoon sowieso vrij ingewikkeld.

“Ook als domineeskind was ik gewend om in de aandacht te staan. Ik bedoel, als je de kerk binnenloopt met je broers, dan weet je dat ze het zien als je er eentje een duw geeft. Ik was mij al jong bewust van het oog van die ander. Maar zichtbaarheid is niet altíjd leuk, het creëert ook veel onrust. ­Meningen van columnisten en presentatoren, nieuwsgierigheid naar mijn gezin en mijn familie.”

Vandaar ook dat portret waarop je je gezicht niet kan zien? Niet de buitenkant, maar de binnenkant telt?

“Dat vind ik wel goed passen ja, het is zichtbaar onzichtbaar zijn. Sinds ik kinderen heb, hoef ik niet meer steeds in de schijnwerpers. Als zij erbij zijn, ga ik niet op de foto. Dat leg ik mensen ook uit: mijn kinderen hebben hier niet voor gekozen, die moeten eerst zelf iemand worden voordat de wereld iets van ze gaat vinden.”

Jij bent eerst zelf iemand geworden.

“En ik oefen nog steeds. Ik wil iemand zijn die zijn eigen koers vaart, met aandacht voor de inhoud. Zolang ik me daarop concentreer kan ik de online lof én de haat erbij hebben.

“Juist de laatste tijd ben ik bezig met mijn wortels. In die foto van opzij herken ik mijn grootvaders, met dat hoge, opgeschoren haar, maar ook die kaaklijn. Ik heb twee sterke grootvaders gehad, mijn pake Jacobus en opa Arie. Ze zijn allebei gestorven in de oorlog. Het voelt goed om hun kleinzoon te zijn. Ik vind het een fijn gevoel mezelf in de lijn van mijn familie terug te zien.”

Zet jij die lijn voort door krachtig en shirtloos op magazinecovers te staan?

“Het gekke is: in Nederland is ‘de man zonder shirt’ vaak meteen een chippendale. Als man laten zien dat je er goed uitziet lijkt niet te horen. Tegenwoordig zie je op de ­socials wel meer mannen die goed op hun lichaam letten, maar radio en televisie worden vaak nog gedomineerd door mannen van de oude stempel, die vinden dat ze er niet goed uit hóeven te zien – en die ook kwaad lijken te worden als iemand daar voor zichzelf anders over beslist.”

Een taboe?

“Ik ben een heteroman die er openlijk voor uitkomt dat hij sterk en gezond wil zijn. Dat zou voor mijn generatie weleens een taboe kunnen zijn, ja. Sommige mannen hebben moeite met mij op dezelfde manier als ze moeite hebben met vrouwen; ze zien een uiterlijk, en luisteren dan niet meer naar de boodschap.

“Ik trek me zo min mogelijk van ze aan en vertel die boodschap gewoon. Heel in het kort is die als volgt: hoe meer mensen gezond zijn, hoe mooier de samenleving is, want dan is de kans groter dat we veerkrachtig en optimistisch blijven. Die boodschap is ook de reden dat ik het leuk vond om voor de zesde keer gevraagd te worden voor de cover van Men’s Health. Eerder speelde ijdelheid een rol, nu, op mijn vijftigste, is het ook een statement over ­gezond zijn. Het is echt niet iets onbereikbaars. Ik wil laten zien: kijk mensen, dit kán gewoon.”

Arie Boomsma (1974) is presentator, ­sportschool-eigenaar en schrijver.

Interview: Jowi Schmitz

Jonge Geesten - Margreet Honig

‘De bonus van de ouderdom is dat ik bevrijd ben van eergevoel’

Zangcoach Margreet Honig (85) heeft al heel wat beroemde stembanden een zetje in de juiste richting gegeven dan wel van een voortijdige dood gered. ‘Als mijn gehoor het begeeft dan hou ik op, maar ik barst nog altijd van de energie.’

Margreet Honig is net terug uit Basel. Daar gaf ze jarenlang les aan de Schola Cantorum en aan de Hochschule. Nu voor de laatste keer, want van beide gerenommeerde instituten heeft ze afscheid genomen. “Ze hebben me zo mooi en lief uitgezwaaid”, vertelt Honig stralend aan de keukentafel in het huis aan de Amsterdamse Stadhouderskade. In dat huis van haar ouders woont ze al sinds haar vierde. Haar vader was er huisarts.

“Vijf maal per jaar was ik een week in Basel. Heerlijk om al die jonge zangers op het juiste spoor te proberen te zetten. Ik ben er niet weggegaan omdat ik er genoeg van had, nee, zeker niet. Van zoiets moois kan ik geloof ik nooit genoeg krijgen. Maar na de zoveelste keer dat ik urenlang zat te staren naar een groene wei vanuit een stilstaande trein vond ik het welletjes. Ook al die gecancelde vluchten en het vervolgens verveeld en doelloos rondhangen op een vliegveld braken me op.”

Leerlingen worden nu zelf leraar

Niet dat de 85-jarige nu stilzit op die mooie plek in Amsterdam. Ze heeft haar baan aan de operastudio in München aangehouden. Vier keer per jaar is ze daar nog te vinden. En voor de Margreet Honig Foundation leidt ze al wat oudere zangers op die zelf leraar willen worden. “Prachtig dat mijn leerlingen nu zelf leraar zijn, en dat ze hun kunde door kunnen geven aan een nieuwe generatie. En het Conservatorium van Rotterdam heeft me uitgenodigd om daar de zangleraren te komen observeren, af en toe een masterclass te geven, en daarna met elkaar in gesprek te gaan. Zo leuk, want aan dat conservatorium had ik mijn eerste baan als zangleraar.”

Zoals haar vader vroeger huisarts was aan de Stadhouderskade, komen daar nu zangers bij ‘dokter’ Margreet Honig in de ‘spreekkamer’. Daar wil ze ook zeker nog niet mee stoppen. Van over de hele wereld kloppen zangers bij haar aan als ze een bepaalde noot niet meer uit hun keel krijgen, of als die ineens ronduit lelijk klinkt. Bijna altijd weet Honig het probleem te verhelpen. Of zangers komen bij haar om nieuw repertoire uit te proberen.

Grootheden als Magdalena Kozená, Christian Gerhaher, Elina Garanca, Werner Güra, Anna Lucia Richter en Stéphane Degout hebben bij haar aan dezelfde keukentafel gezeten. Om bij een kop thee of koffie te praten over hun leven, de harde muziekwereld, en over die ene noot, of dat nieuwe, uitdagende en intimiderende repertoire waar ze aan willen beginnen.

De godmother onder de zangleraren

De Franse bariton Degout noemt haar ‘de godmother onder de zangleraren’. Tenor Marcel Reijans vertelde ooit dat Honig ervoor zorgde dat hij geen rare fratsen uit ging halen, en sopraan Judith van Wanroij noemde haar ‘een docent plus, met echt hart voor de zaak’. De Roemeense sopraan Nelly Miricioiù vindt Honig ‘de ideale leraar; iemand die alle aspecten van de zanger en diens leven in ogenschouw neemt’. En mezzosopraan Olivia Vermeulen liet zich in Trouw ontvallen: “Ik hoop wel dat Margreet 110 wordt, want ik kan echt niet zonder haar.”

Honig lacht als ze de laatste opmerking hoort. “Kijk, ik ben nu wel 85 maar ik barst nog van de energie. Dat is eigenlijk het probleem, want ik kan maar moeilijk nee zeggen. Van het lesgeven heb ik zelf zo ontzettend veel geleerd, en dat doe ik nog altijd. Ik ben van nature nieuwsgierig, leergierig. Dat leren stopt nooit. Gelukkig maar. Ik lees de laatste tijd veel over filosofie en filosofen. Wat brengt het leven ons, en hoe ga je er mee om.

Als de ontroering uitblijft

“Bij zingen, en het lesgeven daarin, komt ook een heleboel psychologie kijken. Hoe komt het dat een minder begaafde zanger verder komt met zijn of haar carrière dan iemand met veel meer aangeboren talent? Die laatste heeft misschien veel meer last van faalangst of van zenuwen. Als ik heel eerlijk ben, boeit de stem van iemand mij minder dan zijn persoonlijkheid. Kunnen ze iemand raken, en waar ligt het aan als die ontroering uitblijft?

“Nee, ik vraag een zanger nooit naar een mogelijke, onderliggende reden waarom bepaalde zaken net niet lukken. Maar bijna altijd komen ze er op den duur zelf mee. Dan hebben ze het ineens over hun ouders, over hun jeugd. Of ze vertellen me dat ze ergens tegenaan lopen in het leven. Tegen de vreselijke wereld waarin ze terecht zijn gekomen bijvoorbeeld - want de muziekwereld kan keihard zijn - of dat leraren onderling niet met elkaar overweg kunnen. Als er zangtechnisch gezien iets niet in orde is, dan valt dat bijna altijd te verhelpen. Net als jongleren, kun je goed zingen gewoon onder de knie krijgen. Maar soms zit er iets anders in de weg.

Ik kan het heus niet altijd redden

“Soms leggen zangers hun hele ziel en zaligheid in mijn handen. Dat is een kwestie van vertrouwen ja. Ondanks al mijn ervaring ben ik natuurlijk maar een amateur psycholoog. En ik kan het heus niet altijd redden. Zingen komt zo uit jezelf, dus probeer ik ze sterker te maken van binnenuit. Dat ze leren om te gaan met hun nervositeit, met die vervelende dirigent of die nare regisseur. Hoe krijg ik ze krachtig, hoe kunnen ze bij zichzelf blijven? Hoe help ik ze af van een onnatuurlijke, te opera-achtige toon, omdat ze hun eigen geluid niet vertrouwen?”

Honig, die les had van onder anderen de beroemde Franse bariton Pierre Bernac in Parijs, heeft vroeger zelf een zangcarrière gehad. Ze weet dus heel goed waar ze het over heeft. Helpt de bonus van haar leeftijd daar ook bij?

“Zeker. Een zekere wijsheid en ervaring helpen. Ik heb zelf ook veel problemen gehad. En ik ben sterker geworden door mijn kinderen. De bonus van ouderdom voor mij is dat ik bevrijd ben van eergevoel. Ik wil absoluut niet te boek staan als de beste lerares die er is, maar gewoon mijn werk doen. En vooral empathie hebben met al die jonge mensen. Af en toe zeggen: ‘Luister schat, zo kun je het echt nooit leren’. ‘Nee?’, vragen ze dan, en dan zeg ik heel rustig: ‘Nee’. Probeer eens blij te zijn met het nu, en niet met de ijdele hoop dat je over tien jaar wellicht in Milaan aan de Scala zou kunnen zingen. Echt, alleen de ijzersterke karakters houden het vol. Je moet bezeten zijn van muziek.

Ik weet steeds minder

“Of ik nu alles over zingen weet? Nee. Ik weet steeds minder. De esthetiek verandert voortdurend. Ook zang is aan mode onderhevig. En in ons tijdsgewricht lijkt het wel of niemand vindt dat hij goed genoeg is. Kijk, zingen is iets heel merkwaardigs, omdat je het niet kunt zien. We denken tegenwoordig zo functioneel, over spiergebruik, ademhaling, resonantieholtes, enzovoorts. Zo van: de linker stemband moet hier aangetrokken worden, en de rechter niet. Dat kan natuurlijk niet, het is geen zwemmen. Bij het lesgeven wil ik in een andere modus over gaan, en het over de muziek hebben. En daar ben ik verslaafd aan, aan muziek.

“Een stip aan de horizon heb ik niet. Ik interesseer me nog steeds heel erg. En soms zie ik dat er ergens erbarmelijk slecht les wordt gegeven. Daarmee zeg ik niet dat al mijn leerlingen zo prachtig zingen. Zeker niet. Maar het is zo’n ontzettend hard vak, en daar moet je ze ook op voorbereiden. Ze verdienen tegenwoordig belachelijk weinig. Dat was in mijn tijd echt beter, er was veel meer te doen, ook voor mensen die net als ik in de subtop zaten. Er waren in elke provincie van Nederland honderden koffieconcerten op zondag.

“Ik ben blij dat mijn gehoor nog steeds heel goed is. Maar als dat minder zou worden, dan is dat wel een reden om een punt te zetten achter het lesgeven en coachen. Of als ik er de interesse in verlies, al lijkt me dat stug. Als ik geen muziek meer zou kunnen horen, of niet meer zou kunnen lezen, zou dat heel verschrikkelijk zijn. Daar denk ik weleens aan ja. Maar niet te vaak. Zoals gezegd, er is genoeg te doen, en ik barst nog altijd van de energie.”

Interview: Peter van der Lint

Wat zie ik? Francis van Broekhuizen

Wel haarverf, geen botox voor operadiva Francis van Broekhuizen: ‘Ik heb mijn expressie nodig’

Overdreven, een typische operazangeres: het duurde even voor Francis van Broekhuizen begreep dat het op tv wat kleiner mocht.

Wat zie je als je naar deze foto’s kijkt?

“Vaak vind ik mezelf lelijk op foto’s, maar op die tweede foto rechtsboven kijk ik heel indringend in de camera en dat past bij wie ik ben. Ik ben iemand met veel passies tegelijk: ik ben Feyenoord-fan, musicalliefhebber, operazangeres en knusse thuiszitster. Dat zit voor mij allemaal in die blik.”

Vroeger werd je gepest. Draag je dat nog steeds bij je?

“Ik ben nog steeds gevoelig voor meningen. Die coltrui draag ik omdat ik door de overgang dikker ben geworden en daardoor een onderkin begon te krijgen. Met die col zie je dat niet zo erg – hoop ik. Ook zo raar; in mijn hoofd ben ik nog altijd twaalf, en dan zie ik mezelf opeens op foto’s als die vrouw van 49 die ik ben. Dat is een vrouw van middelbare leeftijd!”

Bedoel je dat je je een meisje voelt, maar er volwassen uitziet?

“Tegelijk ziet ‘middelbaar’ er tegenwoordig een stuk jonger uit dan vroeger, vind je niet? Ik doe er ook mijn best voor; ik verf mijn haar, ik probeer mijn baard bij te houden. Fillers en botox doe ik niet; dan raak je de uitdrukking op je gezicht kwijt, ik vind het altijd jammer als iemand daarvoor kiest. Ik heb mijn expressie nodig. Ze moeten weten hoe ik me voel.”

Hoe voel je je dan?

“De eerste indruk die mensen van mij krijgen, is vaak die van een gek wijf; overdreven, een typische operazangeres, groots en meeslepend. Het duurde even voor ik doorhad dat het op tv allemaal wat kleiner kon. Dat je daar, als je groots en meeslepend gaat lopen doen, meteen door het scherm knalt. Ik kreeg ingezonden brieven toen ik meedeed aan De slimste mens. Mannen die me gingen uitleggen hoe je je moet gedragen. Maar toen ik wat meer rondes meedeed en in de finale kwam, stuurden ze nieuwe mails om te zeggen dat ze aan me gewend waren geraakt. Dat krijg ik vaker.”

Het gebeurt vaker dat mensen aan je moeten wennen?

“Ik ben druk. Ik van hou van lachen, zoals op de eerste foto. Op die foto rechtsonder begin ik net weer aan een verhaal; ik stop nooit met praten, maar dat had je al in de gaten. Linksonder zie je mijn devote kant, die heb ik ook. Niet alleen op de katholieke manier, ik kan ook diep van mensen onder de indruk zijn. Als André van Duin na afloop van mijn show zegt dat hij heeft gelachen, dan kan ik daar maanden op teren. Al die kanten wisselen elkaar in hoog tempo af, dus ik kan me voorstellen dat ik na een eerste ontmoeting even moet indalen.”

Was je als kind al druk?

“Vroeger droeg ik altijd zwart en was ik zeer toegewijd. Ik diende de mis in het klooster, dat hoefde van huis uit niet, maar ik legde mijn lat van ‘toewijding’ nogal hoog. Ik dacht ook dat de liefde niet voor mij was weggelegd, wat hielp bij die toewijding. Er werd op school nooit iemand verliefd op me, althans niet dat ik het doorhad. Bovendien was ik bang voor van alles; ik durfde nooit wat uit te proberen. Niet op het gebied van de liefde, maar ook niet op het gebied van drugs of andere dingen die je kunt doen als je jong bent. Ik vond de prestatiedruk van school lastig, ging van vwo naar havo. Maar op de mavo vielen de dingen op zijn plek. Die klas was leuk, ik klikte met de leraren. Er kwam letterlijk en figuurlijk ruimte voor mijn stem. Er was een toneelclub waar leraren én leerlingen aan meededen, waardoor je de leraar catechismus ook op een heel andere manier tegenkwam. Soms zei hij in de klas: ‘Zing nog eens wat Francis’. Wat ik dan deed, want ik had het plezier van het podium ontdekt.”

Zingen werd je ingang.

“Zingen is dat nog steeds. Als ik zing doet dat hele uiterlijk er niet meer toe, dan stroomt mijn gevoel naar buiten. Dat is een heel ander soort schoonheid.”

Francis van Broekhuizen (1975) is operazangeres.

Interview: Jowi Schmitz

Jesus Christ Superstar

Ook dit paasweekend staat Jeangu Macrooy als Jezus op het toneel in de rockmusical Jesus Christ Superstar. ‘Hij zou zich hebben uitgesproken tegen homofobie.’

Al vijf maanden is Jeangu Macrooy de Messias, staat hij als Jezus op het podium en wordt daar toegejuicht door de massa. Uitbundig zelfs. Hosanna, heysanna, sanna, sanna Hosanna, heysanna, hosanna.

En ga nog maar even door. Ze lopen met hem weg.

Dan keert diezelfde juichende massa zich tegen Jezus en duwt hem richting het kruis. Hij wordt gefolterd en sterft een bloedige en eenzame dood. Vanuit een comfortabele schouwburgstoel ernaar kijken doet alleen al pijn.

“Het is heel intens”, vertelt Macrooy. “Tot een paar weken terug nam ik het verhaal van de musical echt mee naar huis. Dan lag ik zondagochtend wakker en voelde de spanning in heel mijn lichaam. Natuurlijk acteer je het allemaal , maar je lichaam maakt het wel allemaal mee. “

Hij noemt zichzelf lachend een heel gedisciplineerde Jezus. “Ik denk niet dat ik deze rol zou kunnen spelen als ik niet goed op mezelf zou letten en bijvoorbeeld niet zoveel zou sporten. Het is ook muzikaal heel uitdagend materiaal. Dat maakt ook deel uit van de fysieke inspanning. Ik gebruik letterlijk mijn hele bereik.”

De hokjesgeest in Nederland doorbreken

Jeangu Macrooy is singer-songwriter met een al jaren sluimerende liefde voor musicals. “Met mijn rol in Jesus Christ Superstar probeer ik de hokjesgeest in Nederland een beetje te doorbreken.” Macrooy brak bij het grote publiek door toen hij in 2021 namens ons land met Birth of a New Age meedeed aan het Eurovisiesongfestival in Rotterdam.

Het was regisseur Ivo Van Hove zelf die Macrooy vroeg of hij niet Jezus wilde spelen in zijn versie van Jesus Christ Superstar. “Ik had me nooit kunnen voorstellen dat ik met Van Hove zou gaan werken. Dat leek me fantastisch. Daarnaast wilde ik al heel lang een musical doen en dan was het ook nog Jesus Christ Superstar, waarvan de muziek heel goed bij mij past.”

Deze Van Hove-versie ging eind januari in première en kreeg juichende kritieken. Ook voor Macrooy als Jezus kwamen de recensenten superlatieven tekort. ‘Macrooy is de gedroomde Jezus’, schreef Trouw.

Ik neem aan dat jij veel met Ivo van Hove gepraat hebt over deze rol. Wat wilde hij met Jezus?

‘Toen ik wist dat ik de rol kreeg, heb ik met hem gevideobeld. Ivo zat geloof ik in New York. Ik wilde weten hoe ik me moest voorbereiden. Alles wat hij wilde zeggen hierover was welkom. Het meest waardevolle wat hij zei was dat we een Jezus van vlees en bloed gingen neerzetten, in de zin dat het een mens moest zijn en niet een soort heilige die over het podium zweeft.

“Ik denk dat ik een Jezus speel die soms heel duidelijk twijfelt en zich atypisch gedraagt. Hij uit zich agressief of wordt heel erg verdrietig. Even later is het zelfvertrouwen weer terug. Allemaal dingen die wij zelf in hem herkennen. Dat maakt volgens mij het offer dat hij uiteindelijk brengt nog indrukwekkender.”

Je doelt dan op het nummer ‘Gethsemane’ waarin Jezus bijna wanhopig is over wat hem te wachten staat.

Gethsemane gaat over de existentiële vraag van het waarom, waar je eigenlijk nooit antwoord op krijgt. Ik vind het ook zo mooi dat Jezus in dat nummer echt naar de hemel schreeuwt: ‘Waarom moet ik sterven?’ En hij krijgt geen antwoord. Voor het eerst laat Jezus dan irritatie en boosheid zien en dus ook verdriet. Hij gaat eigenlijk door alle fases van rouw heen. Uiteindelijk is er dan toch die aanvaarding van het lot: zo moet het zijn.”

De oorspronkelijke hoofdrolspeler van Jesus Christ Superstar, Ted Neeley, was wit. Jij bent van kleur. Is dat nog iets dat jou bezighoudt?

“Niet echt. Laatst kwam er na de voorstelling een vrouw op mij af die volgens mij een beetje te veel gedronken had. Ze vroeg zich af of Jezus wel dreadlocks had. ‘Jezus was toch geen rasta’, stelde ze vast. Nou, blond met blauwe ogen was hij sowieso niet. Jezus was gewoon een Joodse man.

“De oorspronkelijke film van Jesus Christ Superstar was ook heel divers gecast. Judas was van kleur en Maria Magdalena was een inheemse. Alles door elkaar heen, zal ik maar zeggen. Ik vind dat heel goed bij dit soort verhalen. Je benadrukt daarmee dat het gaat over hoe mensen in het algemeen met dingen omgaan, los van wat hun culturele achtergrond ook is. “

Dat versterkt ook het feit dat het een universeel verhaal is?

“Zeker. De musical gaat over een beweging, een beetje een activistische beweging eigenlijk, onder leiding van Jezus. Die stelt zich op tegenover de gevestigde macht en die voelt zich vervolgens weer bedreigd. Maar het gaat ook over het conflict tussen Judas en Jezus over voor welke principes je moet staan, het gaat over verraad en uiteindelijk over vriendschap.”

Kende je de musical al goed voordat je deze rol kreeg?

“Ik heb hem thuis in Suriname op televisie gezien toen ik nog een kleine jongen was. Ik moet een jaar of acht zijn geweest. De film maakte meteen al enorm veel indruk op mij. In een van de laatste songs komt Judas nog één keer terug en begint allerlei kritische vragen aan Jezus te stellen. Dan vroeg ik aan mijn moeder ‘Wat zingt hij nu eigenlijk?’

“Pas toen ik werd gevraagd voor de auditie ben ik als volwassene gaan luisteren en kijken. Dat was echt een feest. ‘Als ik dit toch elke avond mocht gaan zingen, zou het absoluut geen straf zijn’, dacht ik.”

Macrooy groeide in Suriname op in een katholiek gezin, deed Eerste Communie en ontving van de bisschop van Paramaribo het vormsel. Met zijn ouders, zijn tweelingbroer en zus ging hij naar de kerk. “Ik vond vooral het zingen leuk.” Op zijn zeventiende kwam hij uit de kast als homoseksueel en het was ook in die tijd dat hij besloot de katholieke kerk te verlaten.

“Ik ben uit de kerk gestapt vanwege homofobie. Met kerst zat ik in de kerk in Suriname Dat jaar had de paus iets gezegd over queer mensen en homoseksuelen. Ik dacht: dat klopt gewoon niet met de boodschap ‘God is er voor iedereen’.

“Ik moest mijn eigen seksuele identiteit omarmen en me losmaken van dat oordeel vanuit de kerk. Gewoon om mijn eigenwaarde te vinden en me te emanciperen van het idee dat ik, zonder dat ik er ook maar iets aan kon doen, door en door slecht en zondig was.”

Heb je je laten uitschrijven?

“Nee, ik ben gewoon niet meer naar de kerk gegaan. Weet je, ik vind het idee van een kerkgemeenschap wel goed. Elkaar een hart onder de riem steken. De Bijbel bevat verhalen die spiritueel heel diep gaan. Volgens mij is Jesus Christ Superstar ook met respect voor het lijdensverhaal van Jezus gemaakt. Ik vind het mooi dat je niet religieus hoeft te zijn om erdoor geraakt te worden, om na te denken over het leven, over mens zijn.”

Je bent met Jezus opgegroeid, om het maar een beetje populair te zeggen. Wat is er nog over van het beeld dat je toen van hem had?

“Ik geloof niet meer in Jezus uit de kinderbijbel, maar ik ben nog steeds fan van de waarden waar hij voor stond, zoals barmhartigheid en gelijkheid, daar geloof ik nog steeds in.”

En nu speel je hem…

“Dat klopt op de een of andere manier wel.”

Hoe bedoel je dat?

“Jezus ging om met de mensen aan de rand van de samenleving tegen wie in zijn tijd met minachting werd aangekeken en sprak zich uit tegen onrecht. Hij omarmde criminelen en prostituees, zieke mensen, noem maar op. Iedereen die werd verstoten. Ik denk dat als Jezus nu zou leven hij zich ook tegen homofobie en queerfobie zou hebben uitgesproken.

“Ik zou mezelf nooit echt met Jezus vergelijken, maar ik spreek me in mijn muziek ook uit tegen onrecht. Mijn eerste single in Nederland was Gold en die ging over ons koloniaal verleden. Dat was in 2016. De beslissing om dat als mijn eerste single uit te brengen, maakte ik heel bewust. Ik was verbijsterd dat er niets gebeurde in Nederland rond dat besmette verleden. Op mijn eerste lp staat ook een nummer waarom ik uit de kerk ben gestapt. Ik doe mijn mond open als dat moet.”

Welke boodschap moeten de bezoekers aan Jesus Christ Superstar mee naar huis nemen?

“Ik hoop dat mensen de voorstelling spiegelen aan de wereld waarin we ons nu bevinden. Dat kan heel groot zijn, je kan kijken naar de oorlogen in de wereld, het geopolitieke. Maar je kan ook gewoon dichterbij kijken. Hoe gaan wij met elkaar om? Wie neem jij in bescherming? Wie veroordelen we?”

Aan het eind van de voorstelling sta je op het podium. Het is stil. Je zit onder het bloed, terwijl het waait en het hemelwater op je neerdaalt. Hoe sta je daar dan?

“Misschien klinkt het als een cliché, maar ik denk dan aan het leed in de wereld. Ik denk heel veel aan martelaren, mensen als Aleksej Navalny, de Russische oppositieleider. Zo’n martelaarschap is in zekere zin een geschenk, omdat het in zijn goedaardige vorm vaak veranderingen in werking zet. Maar wanneer leren we dat die veranderingen er ook op een andere manier kunnen komen?”

Dit paasweekend staat Jesus Christ Superstar in het Nieuwe Luxor Theater in Rotterdam. De opstanding ontbreekt weliswaar in de musical en het paasfeest uit zijn katholieke jeugd raakt steeds verder uit zicht, maar ook voor Macrooy is het bijzonder om juist deze dagen dat ene verhaal te vertellen. “Ik hoop dat we door op Pasen het verhaal van Jesus Christ Superstar te vertellen mensen kunnen troosten en toch met een positief gevoel naar huis laten gaan.”

Interview: Stijn Fens



Albert Verlinde: ‘Over bijna ieder verhaal uit de Bijbel zou je een musical kunnen maken’

Het verhaal in Jesus Christ Superstar is de katholiek opgevoede Albert Verlinde niet vreemd. Toch deed de theaterproducent nieuwe inzichten op. ‘Het leven kan anders aflopen als je nét iets beter luistert.’


Het is 2018 als theaterproducent Albert Verlinde en regisseur Ivo van Hove samen zitten te lunchen in New York. Op dat moment zijn ze volop bezig de musical Lazarus - over David Bowie - van Broadway naar het Nederlandse toneel te vertalen. ‘Wat zou je nog graag willen regisseren?’, vraagt Verlinde aan Van Hove. Het antwoord is duidelijk: Jesus Christ Superstar.

“Dit verhaal kun je altijd naar het toneel brengen, het is van alle tijden”, zegt Verlinde. “Maar als Ivo van Hove dit zegt, dan moet ik dat als producent wel doen. Dan krijg je een Jesus Christ Superstar die boven alles uitstijgt.” Voor Van Hove volgde er een periode van nadenken - welke invulling moest de musical krijgen? Het werd een verhaal over twee vrienden, Jezus en Judas, die een passie delen: de wereld verbeteren. Hun verschillende zienswijzen drijven hen uiteindelijk uiteen.

“Het is echt een verhaal dat bij het nu past. De één wil de wereld verbeteren door positivisme en door rustig aan te doen, de ander door zich bij wijze van vast te plakken aan de snelweg”, zegt Verlinde. “Volgens mij is Jezus in dit verhaal degene die dat laatste wil, Judas wil rustiger aan doen.”

Katholieke opvoeding

Verlinde groeide grotendeels op in het Limburgse Susteren, in een katholiek gezin. Zowel op de basisschool als op de middelbare school kreeg hij les van paters. Zijn voorliefde voor musicals ontstond in die tijd. Het verhaal over Jezus uit het Nieuwe Testament, van zijn geboorte tot zijn dood en wederopstanding, is ‘één van de beste verhalen ooit verteld’, vertelt hij enthousiast. “Over bijna ieder verhaal uit de Bijbel zou je een musical kunnen maken, omdat het zo extreem is. Het gaat over grote levenskeuzes.”

De musical gaat over de tijd van nu, vervolgt hij. Ook dat speelde mee in zijn afweging om Jesus Christ Superstar te produceren. “We leven in een tijd van cocons, van in je eigen bubbel zitten. Aan alle kanten krijg je het eigen perspectief op de wereld bevestigd. Dat wat ons momenteel bindt, is misschien wel het afwijzen of het bejubelen van de ander. En dáár gaat de musical over.”

Bezinning als levensles

In Jesus Christ Superstar wordt Jezus in eerste instantie vereerd, toegezongen. Later keren zijn volgelingen zich tegen hem en volgt de kruisiging. Wat Verlinde zo mooi vindt, is dat de musical oproept tot mededogen. Tussen de verering en kruisiging, zit een moment van bezinning. “Dat gebeurt in het nummer Could We Start Again Please. Daar spreekt hoop uit; kunnen we opnieuw beginnen, dit is niet de bedoeling.”

“Dat is een levensles. Soms, als je nét iets beter had geluisterd, was het leven anders afgelopen. Of als je beter had nagedacht. Ik denk dat politici daarvan kunnen leren; denk na voordat je een opruiend Twitterbericht de wereld in stuurt.”

“Doordat we nu zo naar binnen gekeerd zijn, vergeet je wat iets kan aanrichten bij een ander. Je ziet het niet, je wordt digitaal alleen maar je eigen wereld in geloodst door algoritmes. Ik denk dat de theaterbezoekers meenemen dat we iets voorzichtiger moeten zijn met elkaar.”

Dichter bij het geloof

Verlinde liet zich een aantal jaar geleden uitschrijven uit de katholieke kerk. “Als een instituut maar blijft ageren tegen wie jij als mens bent, en dan heb ik het over homoseksualiteit, dan denk ik: zo kan het niet bedoeld zijn. Maar ik blijf gelovig, katholiek. Ik denk dat de musical me weer iets dichter bij het geloof heeft gebracht. Het heeft me wel veranderd.”

“Door zo met het (Bijbelse) materiaal bezig te zijn, denk ik dat ik weer even ben teruggebracht naar de bron. Of misschien is dat ook gewoon de leeftijd, dat weet ik niet.” Hij lacht even. “Wat die bron is?” Er valt even een stilte. “Wie je bent en waar je voor staat, denk ik. Soms raak je dat in de loop van het leven even kwijt. Ik ken mezelf ook en ik ben niet altijd genuanceerd. Maar ik ben geraakt door de boodschap van mededogen, ik wil verantwoordelijkheid nemen voor wat ik zeg en aanricht bij een ander. Die waarde wil ik aanhouden.”

Interview: Jasmijn Huisman

Alles geven voor topsport én studie

Mei Wei Rispens | 19 | keeper voor Telstar en tweedejaars psychologie 

‘Iets anders dan voetbaltaal spreken is ook lekker’ 

Van keepers wordt vaak gezegd dat ze gekke mensen zijn. Ik ben in het doel ook wel een beetje een eigen eilandje. Je moet sociaal vaardig genoeg zijn om dat groepsgevoel te blijven houden. Als twaalfjarige moest ik al best moeilijke gesprekken voeren met trainers of stafleden, waar mijn sterktes of verbeterpunten lagen. Ik ben bijvoorbeeld erg perfectionistisch, wat zowel goed als slecht kan uitpakken. Die gesprekken waren best intimiderend, maar het heeft me ook veel gebracht. Ik ben inmiddels wel Amsterdams direct. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in mensen dus de keuze voor psychologie was snel gemaakt. Wel vind ik het soms lastig mijn topsportstatus te gebruiken. Over het opnemen en toesturen van hoorcolleges wordt nog wel eens moeilijk gedaan. Die docenten kunnen er dan niet echt iets aan doen, volgens mij is dat iets van de VU, maar het is wel vervelend. Sommige mensen leven voor voetbal, maar ik moet er iets naast hebben om mijn hoofd bezig te houden. Het is ook lekker om af en toe iets anders te spreken dan voetbaltaal. Met medestudenten kan ik snel de diepte in gaan. Je kent eerst alleen elkaars naam en dan heb je het op een gegeven moment over dingen die je hebt meegemaakt in het verleden. Met de sportpsycholoog spar ik meestal ook. Toch spreekt sportpsychologie me niet per se aan. Ik ga nooit helemaal stoppen met sport, maar ik denk dat ik na de topsport ook wel een beetje klaar ben met die wereld: vooral bij de mannen is het ook veel haantjesgedrag. Ik denk niet dat ik me daar mijn hele leven mee wil omringen, haha.” 

Suhayl Nawar | 20 | schermer voor het Egyptische nationale team en tweedejaars geneeskunde 

‘Ik kan vanuit mijn gevoel denken en handelen’ 

Schermen is voor een groot deel een mentaal spel, innerlijke rust is heel belangrijk. Die innerlijke rust vind ik nog wel lastig om te bereiken. Sinds zo’n twee jaar weet ik dat ik ADHD heb. Voor mij betekent dat dat ik vanuit mijn gevoel kan denken en handelen, wat ik een fijne eigenschap vind. En het faciliteert een bepaalde creativiteit. Maar het is ook niet altijd even makkelijk. Het zorgt ervoor dat ik bepaalde vaardigheden onder de knie moet hebben om mezelf op de juiste momenten tot rust te brengen – een afweging maken tussen rationeel en irrationeel: schermen op gevoel of rationeel een plan maken per actie om te kijken hoe ik een punt kan scoren. Dat is een fijne balans waarmee ik nog steeds sleutel. Dat doe ik onder andere met een sportpsycholoog, die me ook helpt bij het vinden van een balans tussen mijn studie, schermen, mijn sociale leven en daarmee mijn mentale gezondheid. Het is makkelijk om als eerste je mentale gezondheid aan de kant te zetten. Dat je denkt: ik moet gewoon door. Maar ik ben daar vaak genoeg de fout in gegaan. Al die verschillende elementen zijn voor mij onmisbaar en als het bij een van die dingen niet goed gaat, merk ik het in de andere dingen. Zonder mijn familie en vrienden zou het allemaal niet lukken. Ze weten dat ik veel dingen moet opofferen voor het schermen of mijn studie. Ik denk dat die balans vinden een levenslang proces wordt.” 

Céleste Mordenti | 21 | turner en tweedejaars kunstmatige intelligentie 

‘Je zult me niet snel op een feestje vinden’ 

Ik begon met turnen toen ik drie was. Dat was zo’n beetje de enige sport die je op die leeftijd kon doen, en ik ben nooit gestopt. Je hebt eindeloos veel mogelijkheden die je binnen de sport kunt doen, en het blijft een uitdaging om die zo perfect mogelijk uit te voeren. Dat past wel bij me, ik ben best perfectionistisch. Anderhalf jaar geleden ben ik vanuit Luxemburg naar Amsterdam gekomen om te gaan studeren. Ik mis mijn familie natuurlijk wel, maar ik ben het al best gewend om veel alleen te reizen en weg te zijn van huis voor wedstrijden. Ik heb geen ‘normaal’ studentenleven, ik train elke dag, zo’n 25 tot 30 uur per week. Je zult me niet snel op een feestje vinden. Maar dat is een keuze die ik maak, en dat vind ik helemaal prima. Ik woon in een gebouw speciaal voor mensen die fulltime studeren en topsport doen, daar ben ik blij mee. Medestudenten en docenten hebben gelukkig wel begrip voor mijn situatie, en ik kan veel flexibel inplannen. Ik ben net bijvoorbeeld een maand weggeweest voor wereldbekers, dat kan dus wel gewoon. In oktober heb ik de kwalificatie voor de Spelen net gemist, wat jammer is, want de Spelen zijn wel het hoogtepunt van topsport. Maar dat ik zo dichtbij was, vind ik eigenlijk al heel leuk. Dat had ik een paar jaar geleden nooit gedacht, dus het is mooi om te zien dat ik het wel kan.” 

Interviews: Emma Sprangers

Wat zie ik? Diva Mayday

‘Met alleen knap zijn kom je er als dragqueen niet’
Oud worden is eng, vindt Mayday. ‘Ik hoop maar dat ik in ieder geval in mijn eigen ogen zo lang mogelijk knap blijf.’

Wat zie je als je naar deze foto’s kijkt?

“Op de foto hieronder zie je mijn eigen lach door de make-up heen, die foto klopt perfect met wie ik ben. Een man, met tussen zichzelf en de buitenwereld een muur van haar, make-up en show, Mayday. Mayday is knap. Ik heb al die gezichten geoefend en ben er goed in geworden. Dit is de creatie waar ik al jaren aan werk.”

Gaat drag over mooi zijn?

“Mensen die een podium willen, hebben een aandachtsding. We willen gezien, geliefd en gekend worden. Maar met alleen ‘knap zijn’ kom je er niet als dragqueen. ­Geloof me, ik had niet 35 jaar kunnen meedraaien als dat het enige was.”

Wat kun je dan nog meer?

“Ik ben dj, entertainer en host. Ik zorg ervoor dat mensen even het leed van de wereld vergeten, dat ze een goeie avond uit zijn. Er zit gekkigheid in mij. Een hysterische Mayday, van ‘Help!’, van ‘SOS’, van een show met snelle grappen en een harde lach. Het hoort allemaal bij de identiteit die ik heb opgebouwd.”

Is dit wat je altijd al wilde?

“Ik trek al vrouwenkleren aan sinds ik vier ben, het is een levensbehoefte. Maar het kan evengoed een worsteling zijn. De komst van sociale media heeft mijn vak oppervlakkiger gemaakt; nieuwe drags gooien overal twaalf filters overheen en zien er dan fantastisch uit, terwijl ze in feite driehoog achter eenzaam zitten te zijn. Ik ga de kroeg in, ik laat mezelf zien. Maar weet je wat het ingewikkelde is? Mensen wíllen dat je gebakken lucht verkoopt, omdat ze in sprookjes willen geloven. Een draggie is altijd leuk en blij. Wij zijn de clowntjes van de nacht.”

Hoelang ga je nog door?

“Vroeger dacht ik dat ik unstoppable was, nu niet meer. Ik heb een dr. Oetker die me van de rimpels afhoudt, en het goede nieuws is dat ik mezelf knapper vind sinds ik door ­corona wat dikker ben geworden. Maar ik smeer me rot met crèmes. Alles gaat erop, want ik vind oud worden eng. Het gaat zo snel, je kan zoveel minder. Ik hoop maar dat ik in ieder geval in mijn eigen ogen zo lang mogelijk knap blijf.”

Je voelt je leeftijd.

“Niet dat ik die deel als ik uitga. Ik hou mijn leeftijd geheim, net als mijn echte naam. Dat gaat die jonkies allemaal niks aan. Gaat niemand wat aan trouwens, ik hoop ook niet dat mijn zogenaamd ‘echte’ naam boven dit stuk komt. Wat is er echt aan? Ze zeggen bij Elton John toch ook niet steeds: hij heet Reginald Dwight, hoor. Dat verpest de illusie. Stel dat je een prachtige identiteit als Priscilla hebt opgebouwd, maar je heet in het echt Gerrit ofzo. Kom je een bar binnen in full drag, fluisteren ze niet: ‘O, daar is Priscilla!’ Maar roepen ze: ‘Yo Gerrit, biertje?’”

Mayday dus, koningin van de nacht.

“Als ik eenmaal begin met make-up en ik zie mezelf transformeren, dan voel ik die verandering. Die gaat door tot en met mijn jurk en mijn haren, dan pas ben ik ‘af’. Uitgaan in drag geeft me vertrouwen in mezelf, in mijn vermogen om andere mensen blij te maken. Ik snap ook nooit dat mensen met me op de foto willen als ik géén make-up op heb. Wie willen ze dan fotograferen? Maar dat is het spel. Ze willen iets van je, zelfs al overdrijven ze soms. Meid, waar maak je je druk om, denk ik af en toe. Ik bedoel, ik genees geen kanker ofzo, ik ben gewoon een kerel met een pruik.”

Mayday is al 35 jaar bekend als dragqueen. Daarnaast is ze presentatrice en dj.

Interview: Jowi Schmitz

Jesus Christ Superstar -Magtel de Laat

Als elfjarig meisje speelde Magtel de Laat voor het eerst Maria Magdalena tijdens de Paasmis in de kerk. Nu, vijftien jaar later, toert ze in die rol door het land met de musical Jesus Christ Superstar. ‘Een vrouw kan gewoon voor zichzelf opkomen.’

Magtel zet een stoere Maria Magdalena neer. Eentje die niet met zich laat spotten. Zo dient ze Judas stevig van repliek wanneer hij Jezus verwijten maakt over diens liefdesverhouding met haar. Jezus laat zich maar verwennen met dure parfums, klaagt Judas, terwijl hij zich om de armen zou moeten bekommeren.


In de oorspronkelijk versie van de rockopera is het Jezus die op dat moment voor Maria Magdalena in de bres springt. De Laat vertelt dat ze die enscenering ‘eigenlijk stom’ vond en graag wilde veranderen. “Een vrouw kan gewoon voor zichzelf opkomen, dat hoeft niet haar vriendje te doen.” Regisseur Ivo van Hove meende dat zelf ook al. Aan de oorspronkelijke schrijver Tim Rice en componist Andrew Lloyd Webber vroeg hij toestemming om het scenario te herschrijven. En die kreeg hij.

Uiteindelijk loopt het conflict met Judas uit op een handgemeen. “Het eindigt heel pittig, ja. Heerlijk om te spelen, al denk ik niet dat ik in het echt een man zou vloeren als hij mij verbaal aanvalt. Vanuit het publiek hoor ik dat ze de nieuwe interpretatie van Maria Magdalena bevrijdend vinden. Zelf voel ik me zeer vereerd met de rol, want ik kom als musicalactrice nog maar net kijken.”

Maria Magdalena kijk vol zelfvertrouwen de lens in terwijl ze Jezus (gespeeld door Jeangu Macrooy) kust.

Feministe

Is Maria Magdalena in Van Hoves regie een feministe geworden? “Deels wel”, antwoordt de 26-jarige actrice. “Maar ze heeft ook een sterk rechtvaardigheidsgevoel. En een zorgzame kant. Ze zorgt ervoor dat Jezus zijn missie kan voltooien.”

En ze houdt van hem. Ze geeft Jezus een kus op de mond en ligt dicht bij hem. Een liefdesgevoel dat Maria Magdalena niet kent, omdat ze tot dan toe, als voormalige prostituee, alleen voor geld met mannen naar bed is geweest, al ligt dat verleden als sekswerker er, volgens De Laat, niet duimendik bovenop.

Ze bezingt haar twijfels in de prachtige solo I don’t know how to love him, in de oorspronkelijke versie vertolkt door Yvonne Elliman. Hoe is de interpretatie van De Laat? “Ik heb heel erg gezocht naar het gevoel dat bij ‘mijn’ Maria Magdalena hoort, zoals gezegd, stoer en liefhebbend tegelijk. Ik denk dat je die mix terughoort in mijn stem. Ik ben een nogal intuïtieve zangeres.”

Maria Magdalena valt voor Jezus omdat hij zich zo volledig overgeeft aan zijn lot, zegt de actrice. “Een bestaan van uitersten. Aanvankelijk bejubelt het volk hem hemelhoog, maar datzelfde volk zorgt ervoor dat hij uiteindelijk 39 zweepslagen krijgt en wordt gekruisigd. Maar Jezus accepteert het allemaal, omdat hij weet dat hij moet sterven voor de mensheid.”

Optie 2 voor het portret van Magtel de Laat als Maria Magadena, met een meer devote pose.

Communie en vormsel

De in Brabant geboren musicalster maakte vorig jaar zomer haar debuut als actrice in de musical Het was zondag in het Zuiden van Toneelgroep Maastricht. Ze kende het lijdensverhaal van Jezus al vanuit haar jeugd. “Ik ben niet heel gelovig opgevoed, maar heb wel communie en vormsel gedaan. En ik zat op het kerkkoor. Met de Paasmis zongen we in de kerk van Reusel liedjes uit Jesus Christ Superstar. Ik weet nog dat ik als 11-jarig meisje de solo Everything’s alright mocht zingen. Ha, ja dat was mijn eerste keer als Maria Magdalena.”

Bij haar vertolking van Maria Magdalena in de musical staat het geloof voor De Laat niet voorop. Het gaat haar vooral om het neerzetten van een mooie rol. “Ik voel me niet speciaal verbonden met God of zo. Wel denk ik dat er meer is dan wij kunnen waarnemen.”

Los daarvan heeft Jesus Christ Superstar, volgens de actrice, nog steeds een grote zeggingskracht. “De massa is wendbaar en wisselvallig. Dat was toen zo en dat is nu nog steeds het geval. Kijk naar de sociale media. Iemand is de ene dag een ster en de volgende dag een paria. Je ziet het in het lijdensverhaal aan Petrus. Hij is een volgeling van het eerste uur, maar als de druk van de massa te groot wordt, verraadt hij Jezus.”


Interview: Willem Pekelder

Wie was Maria Magdalena?

De bijbelse Maria Magdalena heeft weinig gemeen met de vrouw van losse zeden die kerk, kunst en literatuur in latere eeuwen van haar maakten. Maria Magdalena speelt in het Nieuwe Testament een zeer belangrijke rol omdat zij de eerste getuige is van de opstanding van Jezus. Ze wordt daarom ook wel Apostel der Apostelen genoemd.

“Zij behoorde tot het groepje vrouwen uit Galilea dat van het begin af aan Jezus volgde”, legt katholiek cultuurtheoloog Frank Bosman uit. “Waarschijnlijk heeft zij Jezus en zijn missie gesponsord. Maria Magdalena was een vrouw met geld.”

Bij alle belangrijke gebeurtenissen in Jezus’ leven was zij getuige. Bosman: “In de vier evangeliën is zij aanwezig bij de kruisiging, de kruisafname en de graflegging. En zij is een van de drie vrouwen die op Paasmorgen het lege graf van Christus aantreft. Maria Magdalena krijgt dan de opdracht om het goede nieuws door te vertellen aan de mannelijke apostelen.”

Waarom maakte paus Gregorius I in het jaar 591 dan een hoer van haar? “Hij heeft Maria Magdalena vereenzelvigd met twee andere Maria’s uit de evangeliën: de zalfster van Bethanië, door Lucas betiteld als zondares, en de overspelige vrouw uit Johannes. Conclusie: Maria Magdalena was een vrouw van losse zeden.” Zat achter die pauselijke theologie wellicht mannelijke kinnesinne? “Dat zou best eens kunnen”, denkt Bosman.

Pas in 1969 maakte paus Paulus VI de identificatie van de drie Maria’s ongedaan. In 2016 waardeerde paus Franciscus de feestdag van Maria Magdalena (22 juli) vervolgens op tot kerkelijk feest, waarmee zij op hetzelfde liturgische niveau kwam als de mannelijke apostelen. Bosman: “Toch is het beeld van Maria Magdalena als sekswerkster dominant gebleven in ons onderbewustzijn. Geheel onterecht.”

Jonge Geesten - Hans Dagelet

Van acteur, muzikant en beeldend kunstenaar Hans Dagelet hoeft het allemaal niet zo serieus. Het woord loopbaanplanning kent hij niet. Toch doet hij veel. ‘Ik rommel. Er is geen heilig moeten.’

Dit is deel 9 van een serie over oud worden en jong blijven. In eerdere afleveringen kwamen Debbie Harry, Olga Zuiderhoek, Yvonne Keuls, Henk Helmantel, Ton Koopman, Lenny Kuhr, Bertien van Manen en André van Duin aan het woord.

Op het rode bureau in zijn werkkamer liggen twee blauwe gewichten van 4 kilo klaar om opgetild te worden. En ergens vandaag, heeft hij zich voorgenomen, gaat hij wandelen. Hans Dagelet (78) is net onder handen genomen door zijn huisfysio, een bevriende fysiotherapeut die met zijn behandeltafel bij hem thuis komt. “Knak deed-ie met mijn voet, en mijn knie deed het weer. Niet dat het geen pijnlijke behandelingen zijn, maar als er iets hapert, bel ik hem.

Het skelet staat voor een tijdje weer op z’n plek. Sterker nog, Dagelet oogt als een fitte eind-zestiger. En bewegen is nodig weet hij, maar thuis fröbelen doet hij ook graag. Hij is blij, want hij heeft net gehoord dat hij met ‘twee andere witte mannelijke collega’s’ subsidie krijgt voor een theaterproject ‘als bijna tachtigjarige witte man’. Werktitel: Bits & Pieces. “Het begint als een monoloog, zo’n beetje mijn requiem, met op muziek gezette teksten van kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman.”

Veelzijdig theaterkunstenaar

Hoewel hijzelf zijn einde inluidt, bruist Dagelet in het dagelijks leven van de activiteiten. Aangemoedigd door de Blijvend Applaus Prijs die hij in 2018 kreeg als een van de veelzijdigste theaterkunstenaars van Nederland – toen stond hij vijftig jaar op het toneel. En vorig jaar was het weer raak: niets dan lovende recensies voor zijn hoofdrol van pater familias in het stuk Indisch Interieur.

Nu is hij nog in een enkele bioscoop te zien in Sweet Dreams, een met Gouden Kalveren overladen tragikomisch koloniaal familiedrama in Nederlands-Indië. Hij speelt daarin een Hollandse suikerfabrikant, naast suikerfabrikant-echtgenote Renée Soutendijk. Dagelet moet lachen: “Ik word steeds gevraagd voor Indische rollen, terwijl ik helemaal niks Indisch heb. Het begon al met de tv-serie De stille kracht in 1973, waarin ik een exotische verleider speelde. Ik heb daarentegen wél een half-Molukse vrouw.”

Even tussendoor. Zoon Mingus, die dus een kwart Moluks is, speelde in 2020 dezelfde rol als zijn vader in De stille kracht van Toneelgroep Amsterdam. Onder regisseur Ivo van Hove. “Mingus vertelde dat hij voor de auditie-commissie, onder leiding van Van Hove, naakt moest dansen. MeToo was nog niet helemaal doorgedrongen blijkbaar. Hij vond het eng en ongemakkelijk, maar wilde die rol hebben. We hebben geen klacht ingediend, maar raar was het wel. Heel raar.”

Hans Dagelet samen met zijn zoon Mingus. In 2022 portretteerde ik hen samen in het Amsterdams Theaterhuis, vlak voor de première van Indisch Interieur, een broeierig familiedrama over de ontworteling van drie generaties Nederlanders met Indische wortels.

Dagelet werd geboren in Deventer, waar hij deze maand, op de Brink, een expositie heeft. Met zeven anderen: Octet. Schilderwerk, collages, grafiek. Op 24 maart, de laatste dag van de expositie, heeft hij beloofd trompet te komen spelen als ook de stadstroubadour van Deventer, Jonneke Siebrand, optreedt. “Ik zei tegen haar, ik meander wel om jou heen. Dat vond ze goed.”

Nare puberteit

Lange tijd wilde Dagelet niks meer met Deventer te maken hebben, waar hij tot zijn achttiende woonde. “Mijn puberteit was naar, en daarna was het ook naar. Mijn moeder was heel lang ziek, ik hoorde haar vaak kermen van de pijn, het was heel eenzaam, want het moest geheim blijven. Het was de tijd dat kanker hebben taboe was. Er werd gedaan alsof er bij ons thuis niks aan de hand was en ik kon er met niemand over praten. Mijn moeder stierf na een vreselijk lijden, waarna mijn vader zijn verdriet niet meer de baas werd. Ik was alleen maar kwaad. Wilde nooit meer naar Deventer.”

“Dat veranderde toen ik in aanraking kwam met het werk van de Zweedse schrijver van familiedrama’s, Lars Norén. Zijn werk gaat over de symbiotische wurggreep van familieverbanden. Ik heb twee door Karst Woudstra vertaalde stukken van hem gespeeld: De moed om te doden en Nacht, moeder van de dag. Uiteindelijk heb ik mijn ouders postuum leren liefhebben. Nu vind ik het opwindend om in Deventer te komen. Herinneringen die ik had weggedrukt komen weer tot leven, daar heb ik dat gedaan, en deze plek, en die woonde daar.”

Het succes was overweldigend

Precies in die voor hem verwarrende tijd kreeg hij succes, won zelfs op z’n 25ste al de Louis d’Or, de hoogste toneelonderscheiding, voor zijn rol in Kees de Jongen. “Ik raakte compleet in de war. De roem was naar mijn hoofd gestegen. Het was overweldigend. Leefde overdag en ’s nachts. Gebruikte uppers en daarna downers, om weer rustig te worden. Het was speed en weed, weed en speed. Viel kilo’s af. Tot ik inzag dat ik zo niet oud ging worden.”

Je zou het niet verwachten, maar Dagelet heeft zijn hele leven gedocumenteerd. Het kamertje naast zijn werkkamer blijkt vol te staan met stapels multomappen. Zo’n 140 mappen vol knipsels en foto’s met korte teksten. Over zijn voorstellingen, de bijbehorende recensies, vakanties, briefjes van de kinderen, foto’s van vrienden. En nieuwsberichten uit de krant over iets waar hij zich zorgen over maakt. “Mijn kinderen vinden het te gek. Sinds 1983 heb ik elk jaar drie of vier mappen gemaakt. Als ik depressieverig ben, ga ik plakken en komt er rust in mijn hoofd.”

Multitalent Dagelet schrijft ook. Sterker, hij is bezig met twee boeken. Een daarvan is een verhalenbundel met de titel Ik ben acteur, zei hij. Over een acteur die zich met de moed der wanhoop op een heel hoog voetstuk blijft plaatsen. “Het is geënt op mannen die ik om me heen heb gezien in de theaterwereld, en dan lekker grotesk gemaakt. Lekker schmieren, daar hou ik van. Schrijven is zo leuk, alles wat je denkt, kun je gebruiken. Je kunt mensen heel slecht maken.”

EMDR-therapie

En dan ligt er nog een manuscript – dat herschreven moet worden, zegt zijn redacteur – over ontrouw en jaloezie. “Ik heb het meegemaakt: mijn vrouw had zes jaar een geheime verhouding. Ik dacht: ik weet dus niet wie jij bent, en werd paranoïde. Mijn redding was dat ik er met iedereen over praatte. Maar na een half jaar was het nog niet over. EMDR-therapeut Marion van Schaik, een van de eersten in Nederland met deze behandeling, heeft me er weer bovenop geholpen. Binnen twee maanden was mijn ‘obsessie’ verschrompeld tot ‘tja, dat kan gebeuren’. Mijn boek gaat over mannengedrag, vluchten in je werk, te weinig empathie hebben voor degene met wie je leeft.”

Alles wat hij doet, heeft met elkaar te maken, legt Dagelet uit. “Als ik een tekst krijg als acteur gooi ik zinnen om als het moet. Net als schrijver ben ik dan ook een architect van teksten. En taal is ook muziek. Van een dansvoorstelling en een museumexpositie raak ik ook als acteur geïnspireerd. Hoe ik beweeg. Van een vervreemdende sfeer, van Francis Bacon-achtige grimassen.”

Er zijn stukken die hij met anderen elk jaar opvoert. Zoals Klokgelui met zijn vrouw, altvioliste Esther Apituley, en Stervend Europa, een stuk uit 1923 van de Frans-Duitse dichter Iwan Goll, vertaald door Evert Straat, over Europa dat ten onder gaat aan een ziekte die eerst gebouwen aanvreet en vervolgens mensen. “Actrice Charlotte Köhler droeg het in 1939 voor in de Amsterdamse Stadsschouwburg. In het stuk zijn mensen hun houvast kwijt. De jaargetijden zijn afgeschaft. Alles verzandt en verzuipt. Horror. Eigenlijk een waanzinnig actueel stuk. Ik maak me heel veel zorgen over de wereld. Ik heb zes kleinkinderen. Hoe ziet ons leven er over dertig jaar uit?”

Goed, maar niet ambitieus

Tijd voor een open sollicitatie: graag zou hij nog eens in een geweldige tv-serie of theatervoorstelling spelen. Zoals destijds in de politieserie Russen waarin hij hoofd van de recherche was, Henk van der Scheur. “Een rol die op mij was geschreven. Met wijsneuzerige teksten, waarin ik ook met de politiehond praatte als ik het niet meer wist.” Maar een Beckett of Shakespeare lijkt hem ook te gek. Bij regisseur Eline Arbo alstublieft. Haar vindt hij steengoed.

En in een film van Alex van Warmerdam, een geestverwant? “Die wil mij niet in zijn films, want jij bent zo’n knappe vent, zei hij eens. Als je mijn vrouw trouwens vraagt wat voor acteur ik ben, zegt ze: hij is goed, maar niet ambitieus. Inderdaad, ik heb nooit aan loopbaanplanning gedacht. Ik loop tegen dingen aan, ik rommel. Er is niet dat heilige moeten.”

Hij laat nog even het iPhone-filmpje zien dat hij onlangs maakte. Een beeldschoon zwart-wit Beckett-filmpje van 12 minuten dat hij in een dag maakte. Oorspronkelijke titel: Stirrings still, oftewel Verroeren, zoals Hugo Claus het heeft vertaald. Het blijkt het laatste prozastuk van Samuel Beckett die eind jaren tachtig overleed. Je ziet Dagelet aan tafel zitten en door een raam kijken. Hij sprak zelf ook de tekst in en maakte de soundtrack erbij. Alleen het editen heeft hij uitbesteed. Dochter Charlie Chan was onder de indruk en zijn vrouw ook. Hij grijnst.

Biografie Hans Dagelet

Hans Dagelet (Deventer, 9 mei 1945) ontving in 1971 een Louis d’Or voor zijn rol in Kees de Jongen. Hij speelde in talrijke theaterstukken en in filmklassiekers als De lift en All Stars, en de tv-series Mocro Maffia en Sleepers. Als trompetspeler maakte hij enkele jaren deel uit van de band van Spinvis. Hij is getrouwd met altvioliste Esther Apituley, met wie hij soms optreedt. Samen hebben ze drie kinderen, en hij heeft twee kinderen uit een eerdere relatie.

Interview: Ally Smid

Jesus Christ Superstar - Alex Klaasen en Gino Korsèl

Alex Klaasen speelt koning Herodes in de rockmusical Jesus Christ Superstar. ‘In drie minuten ga ik van een aardige man naar een folteraar.’

Je zou kunnen zeggen dat Alex Klaasen groot is geworden met Jesus Christ Superstar. Bij hem thuis hadden ze de plaat van de rockmusical, en elk jaar op eerste paasdag kwam die tevoorschijn en luisterde hij samen met zijn ouders en broers naar nummers als I don’t know how to love him en King Herod’s Song. “Ik heb in mijn jeugd de weg naar Pasen heel bewust meegemaakt.”

Tientallen jaren later speelt Klaasen, bekend van zijn eigen theatershows en tv-programma’s als Klokhuis en Kopspijkers, de rol van koning Herodes in de nieuwe versie van Jesus Christ Superstar. Hij staat drie minuten op het toneel, maar binnen die korte tijd gebeurt er een heleboel.

De Romeinse gouverneur Pontius Pilatus verwijst in eerste instantie Jezus door naar Herodes. Die bespot Jezus en daagt hem uit te laten zien dat hij de zoon van God is door even een paar wonderen te verrichten. ‘Bewijs mij dat je goddelijk bent. Verander mijn water in wijn’, zingt Herodes dan.

Een sinistere man

In de filmversie is Herodes een beetje campy. Ivo van Hove, de regisseur van deze nieuwe versie van Jesus Christ Superstar, maakte er een sinistere man van. “Ivo wilde dat ik begon als een aardige, geïnteresseerde Herodes. ‘Zo Jezus, fijn dat je er bent. Ik hoor dat je koning bent.’ Als Jezus dan niet reageert, volgt de omslag. In die drie minuten dat ik op het toneel sta, verander ik van een aardige man in een folteraar.

“Ik doe een zak over zijn hoofd, waterboard hem en snij een stuk uit zijn borst. Dat ga ik vanavond in Maastricht, waar we nu spelen, weer doen. Het is een heftige scène. Er is al een keer iemand kotsend de zaal uitgelopen.”

Omdat hij maar heel kort op moet – die drie minuten en heel even aan het begin – zit hij tijdens het grootste deel van de voorstelling in de kleedkamer. “Ik heb er kantoortijd van gemaakt. Als de anderen spelen, schrijf ik aan een eigen, nieuw project. Verder leek het me gewoon leuk om weer eens in zo’n grote musical te zitten, maar dan niet met de druk van een echte hoofdrol. In die zin kwam de rol van Herodes in Jesus Christ Superstar perfect uit.”

Katholieke jeugd

Alex Klaasen groeide op in een katholiek Brabants gezin. Hij deed eerste communie en ontving ook het vormsel, maar op zijn zestiende was het voorbij met het geloof. “Ik zei tegen mijn ouders: ik ga niet meer mee naar de kerk. Sindsdien ben ik er niet meer geweest. Mijn vader vond dat wel lastig. Hij kwam zelf uit een zeer katholieke familie en voelde de verplichting het geloof aan zijn kinderen door te geven.”

Zijn vader is inmiddels overleden en heeft zijn zoon niet meer zien spelen in Jesus Christ Superstar. “Dat vind ik echt jammer. Mijn moeder was bij de première. Ze was een twintiger toen de musical voor het eerst uitkwam en vond het geweldig om mij in deze rol te zien. Voor haar is het ook jeugdsentiment.”

Een verhaal over rare machthebbers

Toen Klaasen als voorbereiding voor zijn rol de film Jesus Christ Superstar weer zag, viel hem op hoe actueel die nog altijd is. “Het is een verhaal over rare machthebbers en een beweging die in opstand komt en daarmee en een grote groep mensen beïnvloedt.

“Natuurlijk gaat Jesus Christ Superstar ook over polarisatie. Daar loopt de huidige tijd van over. Dat maakt deze musical zo sterk: iedereen kan zich er in blijven herkennen. Daarnaast is het verhaal ook heel ontroerend: Jezus die zichzelf offert voor de hele mensheid.”

Of hij zelf nog iets belangrijks heeft geleerd van dat nu al maanden lang figureren in het lijdensverhaal van Jezus? “Het is toch vooral een mooie rol. De les voor mij is dat het goed is om af en toe iets te doen wat niet zoveel verantwoordelijkheid met zich meebrengt.”


Acteur Gino Korsèl speelt de apostel Petrus in de nieuwe versie van Jesus Christ Superstar. ‘Misschien was Petrus dus een lafaard, maar wel in dienst van Jezus.’

Iets vaker dan normaal denkt Gino Korsèl tegenwoordig terug aan zijn tijd op de christelijke basisschool De Gantel in Den Haag. Hij komt weliswaar uit een niet-gelovig gezin, maar op die school aan de Laan van Wateringse Veld hoorde hij voor het eerst over Jezus en Petrus. “Dat Petrus belangrijker was dan de andere apostelen, heb ik altijd onthouden.”

Nu speelt Korsèl de rol van Petrus in de nieuwe versie van de rockmusical Jesus Christ Superstar onder regie van de Vlaamse regisseur Ivo van Hove. “Het verhaal is in deze versie zo realistisch gemaakt, dat ik na de eerste doorloop van de voorstelling echt aangeslagen was. Ik had het gevoel dat we met de hele groep iemand vermoord hadden, namelijk Jezus. Dat voelt nu we de voorstelling spelen nog steeds zo: door de muziek, door het feit dat we in een kaal decor spelen en we ons letterlijk nergens achter kunnen verschuilen.”

Best een lastige rol

Gino Korsèl (24) had eerder rollen in grote musicalproducties als Aladdin en Grease en werd gevraagd om auditie te doen voor Petrus. Hij had de rol gelijk te pakken. Het is best een lastige rol, vertelt Korsèl. “Dat komt door een switch die ik in deze rol moet maken. Ik doe als Petrus alles om bij Jezus te blijven, verraad hem en heb gelijk spijt. Met Maria Magdalena zing ik dan: ‘Konden we het maar overdoen.’ Dat is nog allemaal logisch, in zekere zin.”

“Maar daarna leg ik vanwege de enscenering mijn rol als Petrus neer en word deel van de massa die hem wil laten kruisigen. Tot het einde ben ik erbij en kijk ik toe. Van goede vriend en vertrouweling naar deel zijn van een vijandige menigte is een lastige overgang. Maar volgens mij red ik me goed.”

Petrus is de eerste onder de leerlingen, maar verloochent Jezus drie keer: “Jij was bij de man die ze hebben meegenomen, ik herken je gezicht”, zingt iemand hem toe in Jesus Christ Superstar. “Je hebt de verkeerde man, dame, ik ken hem niet”, is Petrus’ antwoord. Om Jezus vervolgens nog twee keer te verloochenen.

Een lafaard in dienst van Jezus

Of Petrus een lafaard is? Korsèl aarzelt even. Hij wil eerst wat uitleggen. “Jezus heeft vooraf tegen Petrus gezegd, jij gaat me verloochenen. Op het moment dat Jezus dat tegen hem zegt, wil Petrus daar niks van weten. Hij gelooft het niet en denkt: ‘Hoe durft hij dat over mij te zeggen, want ik ben zo’n trouwe leerling’. En op het moment dat hij Jezus dan inderdaad verraadt, is het een onbewuste keuze van zijn eigen ego. Pas daarna wordt hij zich bewust van wat hij heeft gedaan en ziet hij de gevolgen van zijn verraad. Petrus wordt weliswaar niet opgepakt, maar voelt zich wel schuldig.”

Jezus heeft het allemaal voorspeld, benadrukt Korsèl. “Misschien speelt Petrus ook maar de rol die hij moest spelen in een verhaal dat al vaststond. Jezus had hem in feite al vergeven. Misschien was Petrus dus een lafaard, maar wel in dienst van Jezus.”

Iemand die afwijkt van de norm

Ze hebben de voorstelling net een week in Emmen gespeeld, voor het eerst weg uit Amsterdam waar dit avontuur voor Korsèl in november met de repetities begon. Ook in Emmen sloeg volgens hem het verhaal weer enorm aan. “Voor mij is Jesus Christ Superstar het verhaal van een groep mensen vol idealen, van wie Jezus de natuurlijke leider is. Eigenlijk kijkt hij net anders naar de dingen dan de anderen binnen de groep. Hij probeert hen daarin mee te nemen. Deze musical laat zien hoe snel een groep zich tegen iemand keert die afwijkt van de norm.”

“Het is al vaker gezegd: Jesus Christ Superstar is tijdloos en daarom actueel. Kijk maar naar de huidige tijd, hoe snel mensen je leuk vinden en hoe ze je vervolgens weer net zo snel laten vallen.”

Ook voor Korsèl blijft spelen in deze musical een avontuur vol met wijze lessen. “Ik kijk nu kritischer naar mijn eigen rol in groepen. In die zin houdt Jesus Christ Superstar me echt een spiegel voor.”

Interviews: Stijn Fens