‘Als ik niet kan schrijven, word ik een beetje gek en onuitstaanbaar’
Stoppen met schrijven? Geen haar op zijn hoofd. Hij zou zich met het bestaan geen raad meer weten. “Schrijven is mijn adem”, verklaart hij. “Als ik niet kan schrijven, word ik een beetje gek en erg onuitstaanbaar. Het geeft mijn dagen structuur. Dat heb ik nodig, want ik loop soms wat warrig door het leven.”
In het schrijven kan hij dingen kwijt die hij in het dagelijks leven voor zich houdt. “Ik ben erg snel gekwetst en heb de neiging om dat op te kroppen. Dan zeurt zoiets de hele dag in me rond zonder dat ik er wat van durf te zeggen. Als ik schrijf, lukt het me wél om het te uiten. Dat doe ik niet eens bewust, maar dat is hoe het werkt.”
Zijn nieuwe boek Een regenboog in mijn kast – hij had het liever Liefdesvriend genoemd, maar dat vond de uitgever te zwaar – gaat ook over een binnenvetter. De 13-jarige Jasper worstelt met zijn gevoelens voor andere jongens. Hij durft er met niemand over te spreken. Nóg niet, maar er zit beweging in. Zijn ene oma spoort hem voorzichtig aan om zichzelf te zijn. Ze doet Jasper een regenboogriem cadeau, die hij vervolgens wegstopt in de kast. Zijn andere oma probeert zijn coming-out juist te verhinderen. Ze laat Jasper in bedekte termen weten dat hij zijn geaardheid beter kan verzwijgen.
“Die tweede oma is een beetje fossielig”, zegt Verroen. “Ze is in haar ouderwetse coterietjes blijven hangen. Pas als haar man sterft, begint ze zich vrij te maken. Ze maakt dan een ontwikkeling door, tegelijk met Jasper. Dat vind ik het leuke van schrijven, dat je zo’n parallel in een verhaal kunt verwerken.”
‘Het mooie is dat seks bij kinderen wel bestaat, maar tegelijk ook niet’
Verroen schreef al eerder over homoseksualiteit bij tieners. Voor de bundel Tien x verliefd (1980) maakte hij een kort verhaal over Jonathan. De brugklasser, verliefd op een vriendje, ervaart de eenzaamheid van het anders-zijn en de pijn van te worden uitgemaakt voor flikker. In het veel latere jeugdboek Niemand ziet het (2019) worstelt de 13-jarige Victor met soortgelijke problemen.
In 2016 mocht Verroen het Kinderboekenweekgeschenk schrijven: Oorlog en vriendschap. Het gaat over een ‘homo-erotische relatie’, beseft de auteur achteraf, al staat er geen onvertogen woord in. In het verhaal schetst hij de onverwoestbare band tussen de zoon van NSB’ers en de zoon van verzetsmensen. Expliciet wordt het nergens. “De mooiste boeken zijn die waarin iets zit opgesloten wat je wel voelt, maar waar je net niet helemaal bij kunt.”
In dit ‘roze’ werk put de schrijver rijkelijk uit eigen ervaring. Hij was elf toen de oorlog begon. In Delft, waar hij woonde, had hij een iets ouder buurtvriendje. Deze Kees – zoon van NSB’ers – nam hem stiekem mee naar de bioscoop en naar bijeenkomsten van de christelijke liedschrijver Johan de Heer in het Rijswijkse Bos. “Het had iets heel erotisch”, zegt Verroen. “Maar seksscènes tussen kinderen heb ik nooit willen schrijven. Dat zou te plat worden. Het mooie is juist dat seks bij kinderen wel bestaat, maar tegelijk ook niet.”
Pikante ervaringen had hij soms ook met de onderduikers bij hen thuis. Het begon met een jongeman van zeventien die gezocht werd omdat hij geprobeerd had een Duitse onderzeeër onklaar te maken. “Hij verleidde me. Wat wil je, ik was een leuk jongetje van veertien. Daarna volgden er andere jongemannen. Ik belandde echt niet bij hen allemaal in bed, maar ik probeerde veel. Die mannen waren niet homo, ik denk dat het voor de meesten meer seksuele ontlading was. Hoe dan ook heb ik er een hoop van geleerd. Mijn ouders hebben niets gemerkt. Of ze durfden niets te zeggen, want over seks praatte je niet.”
‘Gerard heeft me bevrijd, langzaam, bijna ongemerkt’
Verroen heeft het lang moeilijk gehad met zijn geaardheid, ook toen Gerard Reve in de jaren zestig het taboe te lijf ging. Verroen hield zich destijds stil. “Ik schreef toen nog voor volwassenen, wat helemaal niet vlotte. Het stroomde niet lekker. Ik heb me vaak afgevraagd: waarom voelde ik me toen zo leeg? Het kwam, denk ik, doordat ik de moed niet had om te schrijven over wat me echt bezighield. Het was lafheid.”
Die lafheid heeft hij overwonnen, dankzij zijn twintig jaar jongere partner Gerard Hemmes. Ze zijn al meer dan veertig jaar samen. Gerard, afkomstig uit een vrijer milieu, heeft de schrijver altijd aangespoord om opener te zijn. De jonge blom van in de zeventig komt net de keuken uitgelopen. Hij heeft een heerlijke lunch bereid met courgettesoep, gerookte zalm, huisgemaakte eiersalade, roomzachte Friese Emmenthaler en een glaasje witte wijn. “Gerard heeft me bevrijd, langzaam, bijna ongemerkt”, zegt Verroen. “Een goede partner is misschien wel het allerbelangrijkste in het leven. Dankzij hem heb ik mezelf leren accepteren.”
Acceptatie is sowieso de grote winst van de ouderdom, zegt hij na de lunch, bij de koffie met bonbons: “Dat je genoegen leert nemen met wie je bent en met wat je kan. Ik heb jarenlang meer willen doen dan ik kon. Dan had ik het gevoel: ik kán het niet, maar ik doe het toch. Dat heb ik nu niet meer. Ik aanvaard mezelf nu zoals ik ben. Misschien was het soms kruimelwerk wat ik gemaakt heb, geen groots epos ofzo. Maar ik heb wel veel waardering gekregen. Alles bij elkaar heb ik het toch best goed gedaan.”