Ik begon met turnen toen ik drie was. Dat was zo’n beetje de enige sport die je op die leeftijd kon doen, en ik ben nooit gestopt. Je hebt eindeloos veel mogelijkheden die je binnen de sport kunt doen, en het blijft een uitdaging om die zo perfect mogelijk uit te voeren. Dat past wel bij me, ik ben best perfectionistisch. Anderhalf jaar geleden ben ik vanuit Luxemburg naar Amsterdam gekomen om te gaan studeren. Ik mis mijn familie natuurlijk wel, maar ik ben het al best gewend om veel alleen te reizen en weg te zijn van huis voor wedstrijden. Ik heb geen ‘normaal’ studentenleven, ik train elke dag, zo’n 25 tot 30 uur per week. Je zult me niet snel op een feestje vinden. Maar dat is een keuze die ik maak, en dat vind ik helemaal prima. Ik woon in een gebouw speciaal voor mensen die fulltime studeren en topsport doen, daar ben ik blij mee. Medestudenten en docenten hebben gelukkig wel begrip voor mijn situatie, en ik kan veel flexibel inplannen. Ik ben net bijvoorbeeld een maand weggeweest voor wereldbekers, dat kan dus wel gewoon. In oktober heb ik de kwalificatie voor de Spelen net gemist, wat jammer is, want de Spelen zijn wel het hoogtepunt van topsport. Maar dat ik zo dichtbij was, vind ik eigenlijk al heel leuk. Dat had ik een paar jaar geleden nooit gedacht, dus het is mooi om te zien dat ik het wel kan.”