De fixatie in de media, waar jij ook onderdeel van uit maakt, op polarisatie versterkt op fatale wijze het idee dat we heel verschillend zijn, stelde de Tilburgse socioloog Quita Muis onlangs.
“Typisch sociologen-geneuzel. We hoeven niet heel begripvol tegen elkaar te doen. Sinds Pim Fortuyn wordt er voortdurend gezegd dat we nog beter naar ze moeten luisteren. Het is valse romantiek om de extreemrechtse stemmer voor te stellen als een soort nobele wilde, als iemand die eigenlijk de beste bedoelingen heeft. Het leidt tot niets. We moeten niet bang zijn om de vinger op de zere plek te leggen. Je moet tegen een racist zeggen dat hij racist is.”
Denk je dat je tegenstanders naar jou luisteren?
“Ik heb zeker niet die illusie. Ik richt mij tot het fatsoenlijke midden.”
Aha, jij spreekt het redelijke midden even ferm toe?
“Luister, er is hier wat anders aan de hand dan gewoon een deel van het electoraat dat iets anders wil. Het midden moet ophouden met doen alsof radicaal-rechts gewoon een normale stem in het debat is. Veel mensen weigeren de kwade trouw van radicaal-rechts aan te nemen.”
In je boek klaag je over de ‘debilisering van het publieke debat met persoonlijke aanvallen’. Waarom kies je dan zelf voor de term ‘domrechts’?
“Hoe moet ik het anders noemen? Je moet de dingen benoemen zoals ze zijn.”
Van een persoonlijke aanval ben jij zelf ook niet vies, hè?
“Nee, helemaal niet. Ik vind dat domrechtse figuren veel meer persoonlijk aangevallen moeten worden.”
Hoezo?
“Omdat zij het ook doen. Kijk, we kunnen wel de hele tijd doen wat Michelle Obama zei: ‘When they go low, we go high’. En je kunt elke keer blijven toezien hoe bijvoorbeeld Wilders Timmermans belachelijk maakt om zijn gewicht. Maar ik denk dat je terug moet slaan. En dan hoef je helemaal niet het uiterlijk of zo van Wilders belachelijk te maken. Maar er zijn genoeg stokken om dit soort lieden mee te slaan.”
Bijvoorbeeld door, zoals jij doet, Caroline van der Plas ‘de koningin van de politieke domheid’ te noemen?
“Ja, zij is echt iemand die domheid cultiveert. Opzettelijke domheid. Een voorbeeld daarvan is het niet laten doorrekenen van het BBB-verkiezingsprogramma door het CBS. Daar schaamt ze zich niet voor, nee, dat is ‘gewoon volks’, dat is ‘echt’, dat is ‘authentiek’. Feiten? Die zijn elitair, daar houden we niet van. Mensen die niet te goeder trouw zijn, mag je hard aanpakken.”
Vind je niet dat je door dit soort bewoordingen te gebruiken die giftige dynamiek alleen maar verder opstuwt?
“In het publieke debat moet je elkaar kunnen aanpakken.”
In welk opzicht zijn jouw persoonlijke aanvallen dan anders?
“Je mag mensen persoonlijk aanvallen op relevante omstandigheden en feiten, niet op uiterlijk bijvoorbeeld en niet met leugens.”
FvD’ers noem je ‘Kevin, Dylan en Wesley die naar deo van Axe meuren’. Waartoe dient dat dan?
“Ik vind dat buitengewoon geestig, maar dat komt omdat het mijn eigen grapjes zijn. Je mag vilein zijn, ik vind dat polemiek erbij hoort. De grens ligt bij leugens en onsmakelijke aanvallen.”
Jouw critici vinden dat jij scheldt.
“Ik scheld niet, ik beledig. Radicaal-rechts suggereert voortdurend dat ik in mijn uitingen, bijvoorbeeld in de Volkskrant, scheld. Dat is helemaal niet zo. Dat is een instrument geworden van radicaal-rechts, door alle vormen van kritiek, scherpe kritiek, dat geef ik onmiddellijk toe, als schelden te kwalificeren. Zij spelen daarmee in op de fatsoensbehoefte van de gemiddelde Nederlander. Maar ja, dat slaat natuurlijk nergens op. Juist door scherp en fel te benoemen, beschermen we onze democratie.”
Interview: Gerrit-Jan Kleinjan