Leven met hiv en de opgelegde schaamte / by Martijn Gijsbertsen

Een doodsvonnis is hiv allang niet meer, maar met het virus komt ook het stigma

Het beeld van hiv is mede bepaald door de aidsepidemie van de jaren tachtig en negentig. Wie het virus nu heeft, heeft daar last van. ‘Oh je hebt hiv, net als René Klijn.’

Een halfjaar was Pauline Moret (50) aan het daten met een nieuwe liefde toen hij plots de relatie verbrak. Ze waren al samen op vakantie geweest en hadden nog allerlei leuke plannen. In een envelop in haar brievenbus vond ze de huissleutel die ze hem gegeven had.

Wat bleek? De ex-partner van Morets nieuwe vlam was erachter gekomen dat hij een nieuwe relatie had. Met haar, Moret, een vrouw met een diagnose. “Zijn ex zei tegen hem: ‘Als je met haar doorgaat, krijg je je kind nooit meer te zien’. Hij had natuurlijk voor me op moeten komen. Maar dat deed hij niet. Hij vertrok met de staart tussen de benen. Hij heeft het niet eens echt uitgemaakt.”

Moret heeft het humaan immunodeficiëntievirus, beter bekend als hiv. Ze is een van de bijna 25.000 mensen in Nederland die leven met het virus. In het verleden veroorzaakte dit virus de ziekte aids, maar tegenwoordig komt het in Nederland vrijwel nooit meer zo ver.

Sinds haar 32ste weet Moret dat ze hiv-positief is. Ze werd getest nadat ze met een hevige koortsaanval op de eerste hulp belandde. In het dagelijks leven merkt ze er weinig van. Ze slikt pillen en gaat twee keer per jaar naar het ziekenhuis voor controle, maar ze is gezond en gelukkig. Bij haar ziekte staat ze zelf nauwelijks stil.

‘Hij vroeg of ik weg wilde gaan en niet meer terug wilde komen’

Toch is dat niet het hele verhaal. Want ze mag zichzelf dan niet beschouwen als patiënt, anderen doen dat soms wel. Sommige mensen lijken haar te zien als een gevaar. Moret, die vrijwel vanaf het begin open is geweest over haar hiv-status, maakte vaker mee dat mannen afstand namen, soms zelfs fysiek, als ze hun vertelde dat ze leeft met hiv.

Een manicurezaak waar ze al jaren kwam, vroeg haar te vertrekken toen de eigenaar ontdekte dat ze hiv-positief is. Moret nam in die tijd deel aan een campagne en haar gezicht was te zien op posters die door de stad hingen. De eigenaar van de zaak had de posters gezien. “Toen ik uitlegde dat ik met hiv leef, begon hij helemaal te trillen. Hij liep weg om zijn handen te gaan wassen. Toen hij terugkwam, vroeg hij of ik weg wilde gaan en niet meer terug wilde komen.”

Niet detecteerbaar is niet overdraagbaar

Bijna dertig jaar geleden is het inmiddels dat in Nederland voor het eerst een hiv-behandeling beschikbaar kwam. Het virus is geen doodvonnis meer. Dankzij steeds betere medicatie is de levensverwachting van mensen met hiv inmiddels vergelijkbaar met die van mensen zonder infectie. Wie onder behandeling is, kan hiv ook niet meer overdragen. Dit principe wordt ook wel ‘n=n’ genoemd, oftewel: niet detecteerbaar = niet overdraagbaar.

Toch krijgen veel mensen nog heel andere beelden op het netvlies als het over hiv gaat. Ze zien voor zich hoe ziek mensen werden in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Hoe jonge mensen, vooral homoseksuele mannen, in korte tijd plotseling vermagerden, vreselijke vlekken over hun lichaam kregen en stierven.

Die mensen herinneren zich de angst voor hiv en aids van destijds. Besmetting ging voornamelijk via drugsnaalden en onbeschermde seks, en dat werkte taboevorming in de hand. Of mensen denken aan René Klijn, de man die in het tv-programma van Paul de Leeuw vertelde over zijn ziekte en voor het eerst zijn versie van het lied Mr. Blue zong.

‘We zijn dertig jaar jaar verder’

Mark Vermeulen, directeur van het Aidsfonds, snapt heel goed dat dát is waar veel mensen aan denken bij hiv. Hij wijst naar de muur van zijn werkkamer, waar een foto van Klijn hangt. “Samen met anderen heeft hij een geweldige rol gespeeld, een gezicht gegeven aan hiv”, zegt hij. “Maar je ziet dat, ook in de media, altijd weer wordt teruggegrepen op die tijd. Dat is waardevol, maar niet representatief. Het maakt het niet makkelijker voor mensen met hiv als dat het beeld is wat in stand blijft.”

Vermeulen spreekt uit ervaring. In 2007 studeerde hij in Amsterdam toen een routinematige test bij de GGD uitwees dat hij hiv-positief is. Gedurende de jaren sprak hij er steeds opener over. Vanuit zijn directe omgeving kreeg hij eigenlijk alleen maar goede reacties, zegt hij. Zorgzaam, geïnteresseerd en niet veroordelend. Maar ook hij merkt af en toe hoe verouderd het beeld is. “Dan zeggen mensen: ‘Oh, je hebt hiv, net als René Klijn’. Ja, maar we zijn dertig jaar verder. Gelukkig is er heel veel veranderd.”

Een soort homokanker

Als iemand over die veranderingen kan meepraten, is het Erwin van Rheenen (67). Hij was 27 toen een hiv-test positief bleek. Met zijn toenmalige vriend was hij op vakantie geweest. Bij thuiskomst hoorde hij over ‘een soort homokanker’, een ziekte die rondging en waarop je je kon laten testen. “Het was meteen bingo”, zegt hij. “Voor ons allebei.”

In zijn appartement in Amsterdam, omringd door posters van werk van fotografen als Robert Mapplethorpe, vertelt Van Rheenen dat de ernst van die diagnose in eerste instantie nog niet zo doordrong. “Destijds werd nog gedacht: als je de eerste drie jaar geen aids ontwikkelt, dan zul je het ook nooit krijgen. Pas toen die termijn steeds verder werd opgeschoven, naar vijf jaar, naar tien jaar, dacht ik: dit is foute boel.”

In korte tijd verloor Van Rheenen zijn partner en talloze vrienden en kennissen. Hij werkte in de horeca en zag klanten vermageren en vervolgens verdwijnen. “Alles staat stil”, zegt hij, terugblikkend. “Je denkt: het maakt allemaal niet veel uit. Ik zal niet lang meer hebben. Ik was bezig met mijn rijbewijs. Daar ben ik maar mee gestopt. Op een gegeven moment ging ik naar vier begrafenissen per maand. Dan zat ik op zo’n begrafenis enorm te huilen en besefte ik ineens dat het verdriet eigenlijk nog ging over die begrafenis van vorige week. Daarna gingen we gelijk weer de kroeg in.”


Ons wordt schaamte opgelegd door mensen die er niks van afweten

Pauline Moret

De barricades op voor combinatietherapie

Die geschiedenis waar het zo vaak over gaat als hiv ter sprake komt, is dus ook Van Rheenens persoonlijke geschiedenis. En hij vindt het wel degelijk belangrijk dat het over die tijd van toen blijft gaan. Vanuit respect naar de mensen die in de jaren tachtig en negentig zijn overleden, maar ook bij wijze van erkenning van de strijd die destijds is geleverd. “Die combinatietherapie die nu wordt gebruikt, die is er niet zomaar gekomen”, zegt hij. “Activisten stonden ervoor op de barricades.”

Toen Van Rheenen begin jaren negentig steeds verder achteruitging en uiteindelijk de diagnose aids kreeg, bestond de nu gebruikelijke ‘cocktail’ aan hiv-medicatie nog niet. Het enige bekende middel was azidothymidine, beter bekend als AZT. Het vertraagde het ziekteproces, maar ging gepaard met hevige bijwerkingen. “Puur gif”, noemt Van Rheenen het. Bij hem zorgde het voor blokkades in zijn bloedvaten. Hij verloor er zijn benen door.

De veel effectievere combinatietherapie kwam in Nederland in 1996 beschikbaar. Net op tijd, voor Van Rheenen. Die medicijnen waren nog niet goedgekeurd door het Ema, het Europees Geneesmiddelenagentschap, maar ze bleken te werken. “Mensen konden niet wachten op die goedkeuring. Activisten van bijvoorbeeld Act Up, in Amerika, maar ook in Amsterdam en Parijs, hebben ervoor gezorgd dat de middelen sneller op de markt kwamen. We hoeven niet altijd terug te gaan naar het drama van vroeger, maar die geschiedenis mag je niet verzwijgen.”

Vrouwen hebben vaker last van bijwerkingen

Sinds 1996 zijn op medisch vlak grote vorderingen gemaakt. Inmiddels zijn er allerlei verschillende hiv-remmers op de markt. Bijwerkingen zijn er nog altijd, maar door het grote aanbod is het voor de meeste mensen mogelijk een combinatie aan pillen te vinden waar ze maar weinig bijkomende klachten van hebben.


Voor vrouwen is dat een grotere uitdaging dan voor mannen. Zij hebben vaker last van bijwerkingen van hiv-remmers, blijkt uit onderzoeken. Zoals geldt voor veel soorten medicatie, zijn ook de hiv-behandelingen getest op mannen. Ook Moret reageerde heftig op één van de middelen die ze kreeg. Ze had levendige nachtmerries. “Ik werd wakker met bloed onder mijn nagels, omdat ik mezelf had opengehaald terwijl ik droomde dat er slangen uit mijn hoofd kwamen”, vertelt ze. Gelukkig kon ze snel switchen naar andere medicatie.

Hiv is tegenwoordig niet alleen te behandelen, maar ook te voorkomen. Het preventieve middel PrEP is sinds 2019 in Nederland te krijgen. Met deze pil kunnen risicogroepen, zoals mannen die seks hebben met mannen, en sekswerkers, zichzelf tegen hiv beschermen.

Stigma in de zorg is groter geworden

Maar wie al leeft met het virus, krijgt nog altijd te maken met vervelende en angstige reacties. Dat bleek een paar jaar geleden ook uit onderzoek van de Universiteit van Maastricht, de Open Universiteit Heerlen en de Hiv-vereniging. Vergeleken met enquêtes uit 2007 en 2009 bleek weliswaar dat mensen met hiv in Nederland in 2020 minder vaak te maken te kregen met stigmatiserende opvattingen van familieleden of vrienden. Maar in het uitgaansleven, in de queergemeenschap en bij sekspartners bleek weinig veranderd.

Bovendien concludeerden de onderzoekers dat het stigma in de zorg alleen maar was toegenomen. Ongeveer een kwart van de ondervraagden zei ermee te maken te hebben gehad. Het ging bijvoorbeeld om zorgverleners die onnodig fysiek afstand hielden, overdreven preventieve maatregelen namen, of hen onnodig doorverwezen.

Hopen op een medicijn dat mensen geneest

Het is iets wat Vermeulen van het Aidsfonds herkent. “Ieder jaar krijgen we wel weer berichten van mensen die bij hun tandarts te horen krijgen: ‘Oh, meneer heeft hiv, komt u maar aan het einde van de dag’, terwijl dat op geen enkele manier nodig is”, vertelt hij.

Nu mensen met hiv ouder worden, komen daar weer nieuwe geluiden bij, zien de betrokken belangenorganisaties. Inmiddels is de helft van de mensen met hiv in Nederland ouder dan vijftig. Vermeulen: “Zij komen nu in aanraking met allerlei vormen van zorg waar voorheen geen mensen met hiv kwamen.” Hij doelt op de verpleeghuizen bijvoorbeeld, of de thuiszorg, waar kennis over het virus soms lijkt te ontbreken. “Laatst was ik in Utrecht bij een long time survivor die in een verzorgingshuis zit. Die heeft te maken met zorgverleners die met handschoenen aan naar binnen komen.”

Het hardnekkige stigma is een van de redenen dat Vermeulen hoopt op een medicijn dat hiv niet alleen onderdrukt, maar dat mensen ook echt van het virus geneest. Wereldwijd zijn enkele voorbeelden van mensen die na een stamceltransplantatie genezen bleken te zijn van hiv, maar er is nog geen pil beschikbaar die datzelfde effect kan bereiken.

Meer nieuwe hiv-gevallen onder jongeren

Vermeulen noemt het een ‘grote droom’. “Ook al ben je onder behandeling en kun je het virus niet overdragen, er komt toch een moment dat je aan de mensen die je lief hebt moet vertellen: ik heb hiv”, zegt hij. “Dan moet je maar afwachten hoe ze reageren. Dat zou weg zijn op het moment dat je bent genezen van hiv.”

Ook Van Rheenen hoopt op een geneesmiddel. Niet zozeer voor zichzelf, zegt hij. “Ik vind mezelf al oud, ik slik wel door.” Nee, het gaat hem om de nieuwe generatie. Wie nu hiv oploopt, in Nederland of elders, zou hij levenslange afhankelijkheid van pillen, met de bijbehorende bijwerkingen, het liefst besparen.

Doodzonde vindt Van Rheenen het sowieso dat er nog steeds nieuwe diagnoses bij komen, terwijl dat niet zou hoeven. Jarenlang daalde het aantal nieuwe diagnoses in Nederland, maar de laatste jaren stagneert die daling. Bovendien zijn steeds meer van die nieuwe hiv-gevallen jongeren van onder de dertig. In 2023 kregen 424 mensen te horen dat ze hiv hebben. Van hen was een kleine 30 procent tussen de 15 en de 30 jaar. “Je wordt ook zo weinig op hiv gewezen”, zegt Van Rheenen, bezorgd. “Alsof het niet bestaat.”

‘Alles wat met seks te maken heeft is een taboe’

Ook Moret maakt zich daar zorgen over. Wat haar betreft is kennis nu de belangrijkste prioriteit. Zowel de nieuwe diagnoses als het stigma komen doordat er te weinig over seksueel overdraagbare aandoeningen wordt gesproken, denkt zij. “Alles wat met seks te maken heeft is een taboe.”

Dat dat gevolgen kan hebben, weet Kelly Duijzer (42). Net als Moret werd zij een aantal jaar geleden plotseling heel ziek. Drie weken lang had ze 40 graden koorts. Met een nierbekkenontsteking en een longontsteking kwam ze in het ziekenhuis terecht. Maar waar in het Amsterdamse ziekenhuis van Moret direct werd gedacht aan hiv, werd die mogelijkheid bij Duijzer niet onderzocht. Duijzer: “Ik woon in Brabant en ik ben een witte vrouw. Tja, dan gaat niemand aan hiv denken.”

Pas maanden later werd het virus ontdekt, dankzij een standaard bloedtest die werd afgenomen tijdens haar zwangerschap. Ook haar man bleek hiv-positief. De zwangerschap kwam heel onverwacht, vertelt Duijzer. “We wisten nog helemaal niet of we kinderen wilden. Wat zou er gebeurd zijn als ik niet zwanger was geworden? Dan waren we doodziek geworden, met alle gevolgen van dien.”

Basiskennis ontbreekt

Inmiddels geeft Duijzer, net als Moret, voorlichting aan zorgverleners .“In opleidingen wordt bijna geen aandacht besteed aan seksueel overdraagbare ziektes”, zegt ze. “We horen vaak tijdens voorlichtingen: we vinden het lastig om het seksleven van mensen te bespreken. Maar dan denk ik: je bent een zorgprofessional, dan moet je openstaan voor alles.”

Ook Moret vindt het opvallend hoe slecht mensen, in de zorg en ook daarbuiten, op de hoogte zijn van zaken als PrEP en ‘n=n’. “Waarom is dit geen basiskennis? Ons wordt schaamte opgelegd door mensen die er niks van afweten. Ik heb de liefde bedreven met de man van wie ik op dat moment hield. Wat is daar nou weer verkeerd aan?”

Hiv en aids wereldwijd

In Nederland is hiv inmiddels een chronische ziekte, waar goed mee te leven valt. Toch stierven wereldwijd in 2023 nog 630.000 mensen aan de gevolgen van aids, de ziekte die volgt op een onbehandelde hiv-infectie. 1,3 miljoen mensen liepen hiv op.

Uit onderzoek van het Aidsfonds blijkt dat mensen die drugs gebruiken, transgender personen, sekswerkers en mannen die seks hebben met mannen een aanzienlijk hoger risico lopen op hiv. Buiten sub-Sahara-Afrika vindt 80 procent van de nieuwe besmettingen plaats in deze groepen.

Toch zijn het juist deze mensen die door discriminatie en uitsluiting in veel landen geen toegang hebben tot zorg en preventie. Het Aidsfonds maakt zich daar grote zorgen over. Op zondag 1 december, Wereld Aidsdag, vraagt de organisatie aandacht voor dit ­probleem.

Interview: Judith Harmsen