Al snel ging hij zelf zingen en teksten schrijven. “Ondeugende liedjes, een tikkeltje erotisch getint.” Een jaar na zijn debuut in 1989 werd Dolly gevraagd voor een optreden bij het Homomonument in Amsterdam. “Daar zag ik Ilja, een jongetje met make-up op zijn gezicht. Hij wilde worden wat hij altijd al was: een meisje. Toen bedacht ik dat ik met Dolly misschien ook kon bijdragen aan de homo-emancipatie, zoals dat toen nog heette.”
Hij wijst op een tegeltje in zijn kinderkamer waarop staat: ‘In de rechtszaal van het geweten wordt doorlopend zitting gehouden.’ “Dat is me wel met de paplepel in gegoten: je moet proberen iets te betekenen voor anderen.” Hij hoefde niet lang naar een onderwerp te zoeken. “We zaten midden in het aidstijdperk. Ik heb heel veel vrienden verloren, soms waren er twee begrafenissen in een week.”
Samen met de docent debatteren over pesten
Hij schiet vol als hij erover praat. Aan een wand in het museum hangt een twintigtal foto’s van jonge mannen. “Dit zijn allemaal vrienden en collega’s die zijn overleden. Je voelde je heel machteloos. Ik heb met Karin Spaink een lied geschreven over veilig vrijen. Ik gaf voorlichting bij mensen thuis.” Hij wijst op een zwart-witte ‘robe’ met rode harten. “Het zwarte deel staat voor de schaduwzijde van de liefde. En dit”, zegt hij, wijzend op het met glazen kralen bezette witte deel, “zijn de tranen”.
“Ik ging ook als Dolly optreden in het Prinsengrachtziekenhuis, daar hadden ze een aidsafdeling. Dan zag ik mensen die ik een maand eerder nog in het uitgaansleven had gezien, die lagen aan zuurstofflessen en… nou, sorry.”
Dolly ging ook scholen bezoeken. “Doordat ik gepest ben, is dat een drijfveer geworden. Ik vind het belangrijk, maar ook heel fijn om te doen. Samen met de docent debatteren we over pesten, discriminatie en de vraag of je je veilig voelt in de klas. Om het ijs te breken ga ik buiten voetballen met de jongens. Op mijn hoge hakken ja. Voetballers willen toch altijd met een hakje scoren?”
Douma geeft toe dat hij alleen op scholen komt waar dit onderwerp al bespreekbaar is. Zou Dolly ook naar scholen durven waar dit onderwerp moeilijk ligt? “Het is geen kwestie van durven, ik zou het willen. Als ze bellen kom ik. Maar ze bellen niet.”
‘Achteraf begrijp ik nog steeds niet dat ik nooit terugsloeg’
Voor de tentoonstelling interviewde Dolly vier jongeren die ook ‘anders’ zijn. Op beeldschermen vertellen ze hun verhaal. “Dit is Anna, zij weet al vanaf haar dertiende dat ze op meisjes valt. Ze is een soort buurtcoach, altijd aan het voetballen. Justus is non-binair. Wat ik hoopgevend vind, is dat die jongeren veel meer bagage hebben dan ik in mijn tijd, ze zijn weerbaarder. Achteraf begrijp ik nog steeds niet dat ik nooit terugsloeg.” Hij vouwt zijn handen voor zijn gezicht. “Ik deed alleen maar zo.”
We zijn er nog lang niet, moet Douma na 35 jaar activisme vaststellen. “Er zijn ontwikkelingen die niet per se de goede kant op gaan. De timing van de tentoonstelling is wat dat betreft perfect. Je zag het bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen. Er is volgens mij niet eerder zo over de ruggen van de regenbooggemeenschap campagne gevoerd. Partijen die het hebben over diversiteitsgeneuzel, genderwaanzin – dat is toch zorgwekkend.”
Hij heeft ervaring met negatieve reacties, zeker online. Hij loopt naar een foto. “Kijk, dit is de regenboogvlag die hing aan de Westertoren in Amsterdam, die heb ik om mijn lijf gedrapeerd. Dan schrijft iemand: ‘Een vlag moet hangen, jij ook’. Dat pesten blijft. Ik heb dan de neiging om in mijn schulp te kruipen, maar Dolly trekt me eruit.”