Vier sterke karakters
Haenen: “Normaal bedenk je personages voor zo’n theaterstuk, maar nu zijn ze er al. Dat is handig. Ik probeer me voor te stellen wat er al die maanden is voorgevallen tussen die vier partijleiders, vier sterke karakters: Geert Wilders (met de meeste Kamer- en debatervaring, heeft geen last van zijn partij, want alleenheerser, er is ook geen lastig partijcongres), Caroline van der Plas (die al die tijd, zoals ze zelf zegt, de moederrol op zich heeft genomen – Gaat het wel, Pietertje?) Pieter Omtzigt en Dilan Yesilgöz.”
Voor Wilders moeten die maanden een hel zijn geweest, denkt Haenen. “Hij moest steeds maar weer overleggen, dat is hij niet gewend, en hij vindt de media tuig van de richel. En steeds weer moest hij langs dat tuig van de richel, en iets, maar dus niets zeggen. Wilders wilde premier worden, maar dan zou hij al te vriendelijk moeten worden, nu kan hij Kamerleden blijven bashen.”
Mooie kamer. Mooie stoel
Het toneelstuk begint, vertelt Haenen, zoals het ook in het echt begon: “Wilders komt binnen, en zegt tegen verkenner Ronald Plasterk: Daar zijn we dan. Wilders zegt: Mooie kamer. Hij gaat zitten. Zegt: Mooie stoel. Dan komt Van der Plas binnen, zegt ook: Mooie kamer. Mooie stoel.” Fijn als dat voor iedereen de gewoonte wordt, zegt Haenen, dat als je ergens op bezoek gaat, je zegt: Mooie kamer. Mooie stoel. “En Yesilgöz zegt: Nou, je hebt hier wel mooiere kamers. Omtzigt zegt niet veel bij binnenkomst.”
Omtzigt is een speciaal geval, volgens Haenen. Hij zou zo in een stuk van Samuel Beckett kunnen spelen, vindt hij, zoals Wachten op Godot. “Door die stilte. Je denkt bij hem: wat gaat er veel in je om, dat maalt maar door. In mijn stuk is hij misselijk, loopt weg of zit eindeloos met zijn hoofd in zijn handen. Hij wilde niet met de PVV, tot Wilders ineens water bij de wijn ging doen. Ik denk dat Omtzigt van alle vier het meest heeft geworsteld met zijn geweten. Yesilgöz kan goed luisteren, dat zie je in talkshows: ze is geïnteresseerd, heeft humor, een lieve vrouw denk ik. Voor haar was het ook moeilijk, waar ligt mijn belang, moet ze steeds hebben gedacht.”
In het stuk gaan de vier partijleiders ook letterlijk aan elkaar snuffelen als ze bij elkaar zitten. “Die scène is al af. Omtzigt vindt het een beetje grensoverschrijdend, maar doet wel mee. Wilders vindt het belachelijk allemaal, maar zwicht ook. ‘Het belangrijkste is’, zo begint Plasterk, ‘dat jullie dichter tot elkaar komen en respect voor elkaar gaan opbrengen.’ Ze hoeven geen vrienden te worden, maar moeten wel in elkaar gaan geloven. Plasterk vraagt ze ook met een voorbeeld uit hun eigen leven te komen, wanneer ze iemand gingen vertrouwen en waarom.”
Haenen: “Wilders loopt op een gegeven moment weg, en stuurt een bericht via X de wereld in: ‘Het lijkt wel of ik hier in een emmer snot zit.’ Als de andere drie protesteren als hij terug is, zegt hij: Doe niet zo kinderachtig, dat doe ik voor mijn achterban, laten we op een volwassen manier met elkaar omgaan.”