Jonge Geesten: Yvonne Keuls

Yvonne Keuls: ‘Alles wat in het leven tegenwerkte, heb ik aan de kant kunnen duwen’

Yvonne Keuls is net 92 jaar geworden. Veel voordeel brengt die hoge leeftijd haar niet, maar ze peinst er niet over om te stoppen met schrijven. Als een onderwerp haar roert, denkt ze nog steeds: ‘Hé, Keuls, daar moet je op af’.

Yvonne Keuls geportretteerd op 5 januari 2024

Haar hele huis staat vol met bloemen. Op 17 december, een paar dagen voor het interview, is Yvonne Keuls 92 jaar geworden. Daarmee is de Haagse schrijver veruit de oudste kandidaat in deze serie over de artistieke ouderdomsbonus. Maar opvallend genoeg is ze van alle geïnterviewden juist het minst met haar leeftijd bezig. “Nietszeggend, zo’n getal”, zegt ze stellig.

Toch nog van harte gefeliciteerd, mede namens de Trouw-lezers, die de schrijver in 1999 vereerden met de Trouw Publieksprijs voor haar autobiografische roman Mevrouw mijn moeder.

Hoe is dat nou, 92 worden? “Nou ja, eerst wilde ik er eigenlijk niks aan doen”, begint ze. “Mijn man is negen maanden geleden overleden. Dat was zo’n leuke jongen, een violist, geliefd bij iedereen. Dus ik dacht, laat die verjaardag maar zitten. Maar om zes uur stonden ze ineens allemaal op de stoep. Kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, adoptiekinderen. Ze hadden schalen met eten bij zich. We zaten met z’n allen hier aan deze schuiftafel, heel gezellig.”

Altijd mensen over de vloer

Het interview moet gaan over de ouderdomsbonus van de kunstenaar, over wat er soepeler gaat in het creatieve proces naarmate de jaren vorderen. Maar Keuls toont zich sceptisch over die insteek. “Misschien komt dit gesprek tot niks, want ik ben daar totaal niet mee bezig”, zegt ze. En, na een verbaasde blik van de interviewer: “Ik ben bezig met mijn léven, niet met mijn leeftijd. Mijn leeftijd is in elk geval nog nooit een reden geweest om niet te schrijven. Ik zie sowieso geen enkele reden om niet te schrijven.”

Het leven van Keuls is druk. Héél druk. Ze heeft 98 titels op haar naam: romans, toneelstukken, hoorspelen en literaire tv-bewerkingen. Ze schrijft nog steeds en treedt ook nog op. In november speelde ze nog in de theaterbewerking van Gemmetje Victoria, haar meest recente roman uit 2021. Ze heeft altijd mensen over de vloer en haar telefoon rinkelt voortdurend.

Maar goed, 92 jaar. Zo’n hoge leeftijd móet toch enige invloed hebben, al was het maar op de gezondheid. Daar kan Keuls inderdaad over meepraten. Ze is net geopereerd aan haar rechteroog. Het netvlies zat los. Knap lastig, voor iemand die zoveel leest en schrijft.

“Ik heb drie jaar lang met een hand voor mijn rechteroog gelezen. Zo schreef ik ook mijn boeken, op mijn Toshiba-laptop”, vertelt ze. “Ik zag niks meer, want mijn rechteroog hinderde mijn linkeroog. Iemand anders gaat naar de dokter. Ik niet. Ik red het zo wel, dacht ik. Op een gegeven moment vond ik wel dat ik een sterkere bril nodig had. Maar de opticien zei: Wat doe je hier? Je moet meteen naar een dokter!”

Yvonne Keuls geportretteerd op 14 maart 2028

Eén brok wilskracht en energie

Keuls klaagt niet over haar leed. Liever maakt ze er een smakelijk verhaal van. Dat heeft alles te maken met haar karakter. Ze is een ‘overlever’, een ‘oorlogskind’. “Als je de oorlog bent doorgekomen, overleef je alles.”

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het thuis ‘geen lolletje’, vertelt ze. Haar Joodse vader stapte uit het leven en haar Javaans-Nederlandse moeder kon in Nederland niet aarden. Voor de jonge Keuls zat er niets anders op dan snel volwassen worden. Ze liep in de oorlog ook nog tbc op, waardoor ze op haar dertiende een jaar in een sanatorium zat. “Dolle pret voor mij, natuurlijk! Ik haalde van alles uit, ik hoefde lekker niet naar school. Zo heb ik alles wat in het leven tegenwerkte telkens aan de kant kunnen duwen. Dat doe ik nog steeds. Wat moet ik anders? Zitten kniezen? Dat ligt niet in mijn aard. Kijk, ik heb de gekste kwalen, maar die zie ik hooguit als een ongemak, niet als een blokkade. Ik laat mijn leven er niet door aantasten.”

Eén brok wilskracht en energie. Een echte overlever, inderdaad. En het zijn ook de overlevers tot wie Keuls zich aangetrokken voelt. Haar man was er één. Die doorstond in de oorlog diverse kampen. Of neem al die heldhaftige personages waar Keuls haar oeuvre op heeft gebouwd: Gemmetje Victoria, Jan Rap, David S., Floortje Bloem. Ze kwam die jongeren tegen in de jeugdhulpverlening, waar ze als vrijwilliger werkte. Ze noteerde hun verhaal omdat ze onder de indruk was van hun vermogen om ondanks alle ellende overeind te blijven.

Reageren op de realiteit

Gaat dát misschien makkelijker met de jaren: aanvoelen welk onderwerp zich leent voor een roman? O nee, zegt Keuls, dat maakt geen enkel verschil. “Ik reageer op de realiteit, dáár haal ik mijn onderwerpen vandaan. Dat was in het begin al zo. Toen Indië-veteraan Joop Hueting in 1969 als eerste in Nederland op televisie vertelde dat hij getuige was geweest van de wandaden van het Nederlandse leger in Indië, wilde ik het meteen onderzoeken en erover schrijven. Het roerde me, het sloeg met een klap naar binnen. Dan denk ik: hé, Keuls, daar moet je op af.”

Later, toen ze die kranige jongeren ontmoette in het opvanghuis, ging het precies zo. Die jongeren ráákten haar. Dat werd de trigger om over hen te schrijven. Zo blijft Keuls’ drijfveer in feite altijd hetzelfde, ook al veranderen de omstandigheden. Mocht ze ooit in een verzorgingstehuis belanden, dan gaat ze vast dáárover schrijven, beaamt ze. “Dat kan leuk worden!”

Yvonne Keuls: Ik verlies mijn taal niet - ik denk doordat ik nog volop leef.Beeld Martijn Gijsbertsen

Wat ook altijd hetzelfde is gebleven, is haar taal. Die moet eenvoudig zijn en ten dienste staan van het verhaal. Ze heeft nooit geprobeerd haar vocabulaire artistiek te verrijken. Omgekeerd is haar taal met het klimmer der jaren ook niet verármd, zegt ze. “Sommige auteurs kunnen als ze ouder worden alleen nog eenvoudige dingen schrijven. Dan houden ze er op den duur maar helemaal mee op. Zelf zou ik dat niet snel doen. Dat is ook niet nodig, want ik verlies mijn taal niet – ik denk doordat ik nog volop leef.”

‘Ik schrijf zoals ik praat’

Omgaan met slechte recensies, is ze daar misschien in gegroeid? Nee, antwoordt Keuls, want van critici heeft ze zich sowieso nooit iets aangetrokken. In het begin, toen ze Couperus en Vestdijk bewerkte voor televisie, ontving ze veel lof, net als toen haar eerste boeken verschenen. Maar gaandeweg kreeg ze steeds vaker te horen dat ze niet literair genoeg schreef. Op den duur lieten critici haar links liggen.

Keuls raakte definitief uit de gratie, is haar overtuiging, toen ze in de jaren tachtig drie kinderrechters aanklaagde omdat die volgens haar jongetjes hadden misbruikt. De rechters werden uit hun functie gezet en één werd daadwerkelijk veroordeeld, maar in de media keerden zij zich tegen Keuls. Zij suggereerden dat de Keuls de rechtszaken had gevoerd om er financieel garen bij te spinnen. Onzin, zegt Keuls, maar haar reputatie was beschadigd. Daarom krijgt ze volgens haar nooit meer recensies.

Ach, het deert haar niet, gaat ze verder. En verbitterd is ze ook niet. “Die processen tegen kindermisbruik blijf ik voeren, nog steeds, omdat ik het nodig vind. Wat een ander ervan vindt, kan me niet schelen. En wat mijn schrijfstijl betreft: ik schrijf zoals ik praat, ik ben een verteller. Dat ga ik niet veranderen omdat critici iets anders willen. Ik ga geen landschap beschrijven, daar heb ik helemaal geen zin in. Als een lezer wil weten hoe dat landschap eruit ziet, gaat-ie zelf maar kijken.”

Belang van humor

Een les die ze met de jaren wel heeft geleerd, is het belang van humor. Zelfs de grootste misère brengt ze met een grap, want dan komt het beter binnen en blijft het langer hangen. Ze zag het bij haar boek en theaterstuk Jan Rap en z’n maat, over dakloze jongeren in het opvanghuis. “Mensen in de zaal lagen onder hun stoel van het lachen. Daarna keken ze elkaar aan en zag je ze denken: hier moet je toch eigenlijk niet om lachen?”

Maar in feite zat die humor altijd al in Keuls’ werk, voegt ze toe. Het is dus niet per se iets wat de hoge leeftijd haar heeft aangereikt.

Nog iets anders proberen dan: weet Keuls nu beter hoe ze moet omgaan met haar redacteuren bij de uitgever, bijvoorbeeld als zo iemand vindt dat ze haar manuscript helemaal moet omgooien? “Nou zeg, ze kijken wel uit!”, reageert Keuls met een vette lach. “Wat ik inlever is meestal in één keer goed. Redacteuren lezen het achter elkaar uit. Kijk, ik heb geen praatjes. Ik schrijf geen lange zinnen van een halve pagina waarvan de leraar vraagt: wat bedoelt de schrijver daarmee? Wat ik ermee bedoel, dat schrijf ik heel duidelijk op. Dat is ook altijd al zo geweest.”

Oké, nog één laatste poging om bij Keuls een ouderdomsbonus te vinden: de zenuwen tijdens een lezing of een optreden in het theater, zijn díe met het stijgen van leeftijd minder geworden? Nee, ook totaal niet. Van zenuwen had Keuls vroeger al weinig last, en dat is altijd zo gebleven. Ze geniet als ze op een podium staat. En de reacties van het publiek zijn altijd fijn en dankbaar.

Indrukken opdoen voor een nieuw boek

“De ouderdom is voor mij geloof ik geen bonus”, concludeert Keuls aan het eind van het gesprek. “Natuurlijk word je als mens ouder en wijzer, maar bij het schrijven merk ik daar weinig van. Hooguit word ik wat eerder moe. Nou, dan doe ik een maandje langer over een boek. Geen probleem.”

Zoals gezegd heeft ze tot nu toe 98 werken op haar naam. Nog twee dunne boekjes erbij en ze heeft de honderd bereikt. Een mooi streven? Keuls wuift het idee weg. “Ik denk dat we nog best een stel boeken vergeten zijn mee te tellen. Waarschijnlijk zit ik in werkelijkheid al lang over de honderd, zeker met de interviews erbij die ik heb gehouden. Het gaat me ook helemaal niet om zo’n getal. Ik wil gewoon blijven schrijven en daarom ga ik er lekker mee door.”

Als Keuls een roman klaar heeft, bouwt ze altijd een rustperiode in. Dan kan ze indrukken opdoen voor een nieuw boek. Na haar laatste roman Gemmetje Victoria was het ook even stil, maar inmiddels is ze weer volop bezig aan een roman. Waar die over gaat, houdt ze nog geheim. Het is ook weer een onderwerp dat haar heeft geraakt, zoveel is zeker.

“Er komt altijd een volgend boek”, besluit ze. “Ook al beland ik in een scootmobiel, dan neem ik mijn laptop gewoon op schoot. Mijn moeder is 96 geworden, haar jongere zussen werden 102 en 106. Ik ga door zolang ik mijn taal nog beheers. En zolang ik kan lachen om wat ik schrijf. Als ik dat niet meer kan, dan houdt het op.”

Interview: Sander Becker