Wat vinden ze van het lied?
“Ze hebben het nog niet gehoord. Ja, ze weten dat het bestaat. Ik wil het ze laten horen voor de plaat uitkomt, maar ik merk dat ik dat uitstel. Ik hou mijn liedjes normaal gescheiden van mijn leven; ik schrijf persoonlijke nummers, maar ben niet gewend dat ik die vervolgens moet duiden. Zeker omdat een songtekst vaak een uitvergroting is. Misschien moet ik het ze vanavond gewoon sturen. Dan kunnen ze het in hun eigen tijd opzetten.”
Waarom koos je ervoor om hierover te zingen?
“Ik had het raar gevonden als er geen nummer over mijn broer op dit album had gestaan. Ik zing over allemaal thema’s in mijn leven en daar hoort hij bij. Of het niet zwaar is? Nee, voor mij valt dat mee, ik was twee maanden oud toen hij overleed. Voor mijn ouders is dat natuurlijk anders.”
Je staat volgende week twee avonden in een uitverkocht Carré. Niet mis, als 22-jarige.
“Ja, heel tof. Ik heb er veel zin in, maar ben er niet de hele tijd ondersteboven van of zo. Om me heen zie ik soms dat artiesten zwaar aan zo’n show kunnen tillen. Ik vind het juist relaxed om dat niet te doen. Zo maak ik het behapbaar voor mezelf.”
Was het aan het begin van je carrière dan niet altijd behapbaar?
“In het begin kon ik niet slapen na een show. Dan dacht ik: hoe ga ik ooit nog kunnen ontspannen? Dat is nu anders. Ik vind het nog steeds heel leuk, maar optreden voor een groot publiek went.”
Toch duurde het even voor je kon wennen: je doorbraak kwam ongeveer tegelijkertijd met de coronapandemie.
“Mijn eerste grote optreden was bij een van de testevenementen begin 2021: Back to Live. Dat was zó raar. Ineens waren daar 1500 mensen die allemaal mijn naam riepen. Ik trok het gewoon niet: voordat ik op moest, moest ik heel hard huilen. Het was te veel voor me op dat moment.”
Heftig, lijkt me, als je vlak voor een optreden moet huilen.
“Ik heb het vaker meegemaakt hoor. Toen ik een gebroken hart had bijvoorbeeld. Op dat soort dagen kan ik jaloers zijn op mijn bandleden: die kunnen zich stilhouden achter hun instrument. Ik moet op een kutdag in de microfoon roepen alsof ik het enorm naar mijn zin heb. Maar ach. Iedereen denkt weleens: hoe kom ik mijn werkdag door?”
Is popster zijn wat je ervan had verwacht?
“Ik weet niet of ik er een wezenlijke verwachting van had. Maar het is meer een bedrijf dan ik had gedacht. Mijn muziek moet verkocht worden, soms moet ik leiding geven of harde beslissingen nemen.” Bedachtzaam: “Het is wat eenzamer dan ik had verwacht, denk ik.”
Op welke manier?
“Er zijn steeds meer mensen met wie ik geen gelijkwaardige relatie heb. Met mijn team heb ik een fijne band, maar er zit toch een bepaald belang bij voor iedereen. Bovendien staan mijn naam en gezicht op alle producten; die rol deel ik met niemand. En mijn fans weten alles van mij als ze me ontmoeten, maar ik niks van hen. Wanneer ik uitga, kom ik soms in een soort interview terecht. Daar heb ik niet altijd zin in. Als ik moe ben, kan ik op zo’n moment onaardig zijn. Achteraf schaam ik me daarvoor.”
Om er een positieve draai aan te geven: je kunt dus wel nog uitgaan.
“Nou, ja, het kan. Daar is alles mee gezegd, haha. Maar je moet er een beetje schijt aan hebben. Al vind ik het fijn als ik op feestjes met iemand ben die ook artiest is en snapt hoe het is. En gelukkig zijn Nederlanders over het algemeen niet zo hysterisch.”
Interview: Tim van Erp