Jonge Geesten: Henk Helmantel

Henk Helmantel: ‘Ik heb nog elke dag zin om te schilderen’


Als 78-jarige schildert Henk Helmantel zes dagen in de week van acht uur ‘s ochtends tot zes uur ‘s avonds. ‘Ik ben nog steeds ambitieus. Ik zou nog wel een groot kerkinterieur willen schilderen van de kerk hiernaast.’

Kunstschilder Henk Helmantel weet nog goed dat hij 63 jaar werd. Dat is de leeftijd waarop Rembrandt is overleden. Niet dat hij zich op een lijn wil stellen met de grote meester. “Maar hij is mijn grote voorbeeld. Ik ben nu 78 en heb vergeleken met Rembrandt al zoveel extra tijd gekregen om te schilderen.”

Een paar keer per week loopt Helmantel naar de bovenste verdieping van zijn monumentale huis, waarin hij naast zijn atelier ook een klein museum heeft. Daar hangen in een kamer – ooit de slaapkamer van een van zijn vier kinderen – elf etsen van Rembrandt. Elke keer weer is hij diep onder de indruk. “Het is onvoorstelbaar wat hij aan emoties en sfeer in zijn werk weet te leggen en hoe hij met een paar halen mensen karakteriseert. Hij gaat tot op de bodem van de zielenroerselen.”

We zullen de etsen later nog bekijken, eerst gaan we naar zijn atelier. Daar staan twee armstoelen klaar met frontaal zicht op de drie schilderijen waar hij de afgelopen maanden aan heeft gewerkt. Het zijn twee stillevens, een met kweeperen, de ander met mispels. De vruchten komen uit eigen tuin. Het derde schilderij is het interieur van de abdij van Silvacane in de Provence.

Stillevens en interieurs van middeleeuwse kerken en kloosters zijn de favoriete onderwerpen van deze succesvolle realist. De vruchten zijn zo verbluffend levensecht geschilderd, dat je de structuur van hun schil haast op je vingertoppen voelt. Net zoals de devote stilte in het eeuwenoude klooster over je heen daalt.

Kost het schilderen met het ouder worden meer moeite of gaat het juist gemakkelijker door de lange ervaring?

“Ik merk weinig verandering. Ik heb nog elke dag zin om te schilderen en ben nog altijd ambitieus. Het liefst zit ik in mijn atelier. Zes dagen in de week schilder ik hier van acht tot zes en ‘s avonds meestal ook nog een paar uur. Alleen de zaterdagavonden en zondagen houd ik vrij. Mijn motoriek is gelukkig nog goed, ook heb ik geen last van trillende handen. Wel schilder ik sinds mijn vijftigste met een leesbril. Ik ben fit en vrij vitaal en fiets regelmatig omdat ik geen rijbewijs heb, maar extra bewegen of sporten doe ik niet. Wel eet ik gezond, veel groentes.”

Ook mentaal valt het schilderen hem niet zwaarder, nu hij ouder wordt. “Tussen het schilderen door gebeurt hier natuurlijk ook van alles. Er komen mensen langs die een schilderij willen kopen of er moet een tentoonstelling worden geregeld. Ik kan er heel goed tegen om even te stoppen en daarna de draad weer op te pakken. De concentratie is er meteen weer.”

Ook niet moe na een lange schilderdag?

Hij kijkt verbaasd. “Moe? Schilderen kost weinig fysieke inspanning. Misschien scheelt het dat ik zittend schilder. Ik heb ook geen schildersezel. Ik ben een ezelloze schilder.”

Hij gebruikt een houten trap als ezel. Die zet hij voor zich neer en plaatst daar de masonite hardboard plaat op. Hij schildert nooit op doek, altijd op watervast hardboard, dat vroeger ook wel in de bouw werd gebruikt. Heel grote kerkinterieurs zet hij zo nodig op de kop om ook het bovenste deel te kunnen schilderen. “Meestal gebeurt er toch niet zoveel boven in die hoge gewelven.”

Helmantel woont al zijn hele leven in het Groningse dorp Westeremden. Zijn ouders hadden een kwekerij, ‘hard werken, weinig verdienen’. Kunst speelde geen bijzondere rol. Als jongen kon hij goed tekenen. Op tienjarige leeftijd zag hij voor het eerst een goede kunstreproductie in een tijdschrift. “Toen wist ik: ik wil kunstschilder worden.” Zijn ouders hadden hun bedenkingen maar hielden hem niet tegen, toen hij op zijn zestiende naar de kunstacademie Minerva in Groningen ging. In 1967 ging hij aan de slag als impressionistisch en iets later vooral als realistisch schilder en kon daarmee al snel zijn brood verdienen.

In 1970 kocht hij de pastorie naast de middeleeuwse Andreaskerk. Na een paar jaar liet hij het huis slopen om het te vervangen door een reconstructie van de middeleeuwse pastorieboerderij die tot 1912 op deze plek stond. Later kwam daar ook een tentoonstellingsruimte bij voor zijn eigen werk en de kunstverzameling van Helmantel en zijn echtgenote Babs.

De collectie omvat antieke meubels, heiligenbeelden, glas en aardewerk, vanaf de middeleeuwen tot de renaissance. Er zitten veel attributen bij die Helmantel ook gebruikt voor zijn stillevens. Daarnaast verzamelen ze beeldende kunst, vooral uit de afgelopen eeuw. Tot corona trok het museum jaarlijks zo’n tienduizend 10.000 bezoekers. Inmiddels zijn dat er weer 7.000. Babs verzorgt de rondleidingen en groepen mogen ook een kijkje nemen in het atelier van Henk. “Maar niet te lang, hoor.”

Als u uw laatste schilderijen kritisch bekijkt en vergelijkt met werk van pakweg 20 jaar geleden, ziet u dan verschil?

“Niet in kwaliteit. Het is niet vanzelfsprekend dat je je kwaliteit op oudere leeftijd vast kunt houden. Bij Rembrandt wordt de kwaliteit aan het eind van zijn leven ook ietsje minder. Dat zie je bijvoorbeeld aan de handen en kleding. Bij mezelf zie ik dat nog niet, al moet ik er wel bij zeggen dat je het soms zelf ook niet ziet.”

Hij kijkt nog eens aandachtig naar zijn eigen schilderijen. “Ik zie wel veranderingen in mijn werk. De exactheid, daar ben ik toch een beetje op aan het interen. Maar dat vind ik winst. Dat hele strakke is er vanaf. Het is minder steriel. Het heeft daardoor meer sfeer.”

Moet u uw beste schilderij nog maken?

“Ik vind dat ik een oeuvre heb dat er mag zijn. Als ik nu mijn ogen zou sluiten, hoef ik mezelf geen verwijt te maken. Ik heb gedaan wat in mijn vermogen lag. Ik zou nog wel een groot kerkinterieur willen schilderen van de kerk hiernaast, ook al heb ik hem al een keer geschilderd.” Hij wijst naar het raam met uitzicht op de Andreaskerk.

Wilt u een beter schilderij maken?

“Niet minder in ieder geval. Anders. Het werkt niet als ik nu zeg dat ik mijn allerbeste kerkinterieur ga schilderen. Het is beter om er blanco in te gaan.”

Jarenlang werd u niet gezien in de kunstwereld. Voelde u zich miskend?

“De mensen die het voor het zeggen hebben, zoals een aantal museumdirecteuren, negeerden mij. Het was altijd hetzelfde verhaal. Ze vonden me een hele goede schilder, maar mijn werk was niet vernieuwend. Ik ben ook geen totale vernieuwer, maar ik heb op een stille manier toch iets weten toe te voegen aan stillevens en kerkinterieurs. Het heeft een bepaald karakter. Mensen die mijn werk gezien hebben, vergeten het nooit meer. Ja, ik ben een nogal bediscussieerd persoon in de kunst, een buitenbeentje, maar inmiddels word ik steeds meer geaccepteerd.”

Een bijzondere doorbraak kwam tien jaar geleden, toen het Groninger Museum voor het eerst een schilderij van hem kocht. Zijn betekenis voor de figuratieve kunst werd in 2021 ook onderstreept met de Sacha Tanja penning, die hij volgens de jury al veel eerder had moeten krijgen. Met zijn schilderijen nodigt Helmantel de kijker uit tot bezinning, rust en stilte, aldus de jury. En benadrukt hij de schoonheid van de alledaagse dingen om ons heen. Helmantel: “Toen de juryleden, onder wie Wim Pijbes, Joop van Caldenborgh en Emily Ansenk hier kwamen kijken, waren ze overdonderd.”

En dan is het tijd voor de lunch samen met Babs, die Groningse mosterdsoep en boterhammen serveert. In de woonkeuken met moderne apparatuur verstopt achter eeuwenoude bouwmaterialen, spreekt Helmantel voor en na het eten een (dank)gebed uit. Ook leest hij een stukje voor uit de Bijbel, uit het boek Prediker. Ze zijn actief lid van de protestantse gemeente in het dorp.

Tijdens de rondleiding door het museum laat Helmantel het schilderijtje zien waarmee het verzamelen ooit begon. Dat was kort na hun huwelijk in 1971, toen ze op brommervakantie in Epse bij Deventer belandden. Daar zagen ze een stilleven van Koos Stikvoort, zo eenvoudig en los geschilderd dat ze er meteen voor vielen.

De collectie waaiert breed uit, van Weissenbruch van de Haagse School en de Belgische stillevenschilder Walter Vaes tot de realist Matthijs Röling, de gedetailleerde tekeningen van Philip Kouwen en het dromerige werk van Jan Mankes. Er hangen ook abstracte werken van Kees Stoop. “Ook daar kan ik enorm van genieten.” Lang staat hij stil bij de etsen van Rembrandt. “Ik had nooit verwacht dat ik werk van Rembrandt zou kunnen kopen. Elke keer ben ik weer verwonderd dat ik er hier in eigen huis naar kan kijken.”

Denkt u al na over de toekomst van dit museum en uw werk als u er niet meer bent?

“Dan wordt het hier helemaal een museum. We zijn in 2016 een stichting geworden en werken er hard aan om er een officieel museum van te maken. We hebben hulp van een conservator, Liesbeth van Es. Ze werkt ook in het Ikonenmuseum in Kampen.”

“Onze derde zoon Adriaan wil het museum voortzetten. Dat was voor ons een grote verrassing. Hij is helemaal niet van de kunst. Hij is wielrenner geweest, heeft diverse wielerploegen geleid en Tom Dumoulin ook in zijn ploeg gehad. Sinds een jaar helpt hij ons met allerlei zaken. Hij vindt dat deze bijzondere plek en de collectie in stand moeten blijven.”

We eindigen de rondleiding in de woonkamer van de Helmantels, ook ingericht met antiek en ikonen. Helmantel wijst naar het enige hedendaagse attribuut, de televisie. “Als ik er niet meer ben, zal die er wel uit gaan.”

Interview: Henny de Lange