Wat zie ik? met Milouska Meulens by Martijn Gijsbertsen

Te breed gezicht, kleine ogen, rare kuiltjes: Milouska Meulens was zich altijd bewust van zichzelf

Hoe kijk je naar foto's van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Presentator Milouska Meulens (50) oefende als kind al op een smal gezicht: glimlachen alleen met de ogen, lippen bescheiden.

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“Deze foto’s had ik vroeger nooit gekozen. Toen ik het NOS Jeugdjournaal presenteerde heb ik me een ‘jeugdjournaalblik’ aangeleerd. Een en al controle: vriendelijk, ongevaarlijk. Niet een al te wijde lach, ik krijg er bolle wangen en kleine ogen van. Bovendien is mijn oogwit minder wit dan mijn tanden, geel zelfs, dus liever een dichte mond.”

Werd die jeugdjournaalbik voor de spiegel geoefend?

“Absoluut. Dat oefenen deed ik al langer. Ik denk dat ik negen was toen ik kuiltjes ontdekte bij mijn wenkbrauwen. Rare kuiltjes, geen schattige, die je alleen zag als ik lachte. Daarna kwam een schoolfoto in de vierde klas, met zo’n lachende open mond. Iemand had net de strik uit mijn vlecht getrokken, daar was ik tijdens het poseren nog mee bezig; het ongemak straalde ervan af. Ik bestudeerde de foto en zag veel dat me niet beviel: boventanden te groot, pigmentvlekken op mijn lippen, lichaam slungelig. Ik besloot op dat moment ook; mijn gezicht is te breed.

“Toen ben ik een smaller gezicht gaan ­oefenen, glimlachen met alleen ogen, lippen bescheiden. Mijn zwager merkte eens op: ‘Je ziet er op alle familiefoto’s hetzelfde uit.’ Bleek ik nog steeds dat gezicht op te zetten.”

Dus het zat dieper dan je in de gaten had?

“Blijkbaar. Publieke zichtbaarheid heeft sowieso invloed op me gehad. Vanaf de Jeugdjournaal-tijd lette ik er ook op niet door het rode stoplicht te lopen, niet in het openbaar laveloos te worden, niks onbetamelijks te doen waar anderen bij waren. Toen ik Vroege Vogels presenteerde ging ik nóg groener leven, op het dwangmatige af.

“Maar los van die publieke zichtbaarheid zat het dus ook in mezelf; ik was al jong groot; op mijn tiende was ik 1,75, had ik cup B en schoenmaat 39. Dan word je door andere kinderen intimiderend gevonden en volwassenen behandelen je ook anders, groter. Het maakte me extreem ongemakkelijk, dus dan glimlachte ik zo onschuldig mogelijk om maar aan te geven: ik ben klein. Mijn lengte en uiterlijk begonnen voor mij pas te kloppen rond mijn zeventiende.”

Dat klinkt als een behoorlijke impact op je leven.

“Mijn twee broers waren ook vroeg lang, en in hun hiphoptijd hadden ze ringetjes in hun oren, broeken laag, bandana’s om. Oude vrouwtjes staken snel de straat over als ze ons tegemoet kwamen lopen. Dat vond ik heftig en begrijpelijk tegelijk. In de media heerst nog altijd het beeld van zwarte jongeren als gangsters, gevaarlijk, agressief.”

En jij compenseerde met je blik?

“Ik was me altijd bewust van mezelf, keek als het ware op mezelf neer vanaf het plafond. In gesprekken liet ik zo snel mogelijk merken dat ik slim was, op het vwo zat. Niet om op te scheppen, maar als een soort codetaal: ik hoor bij jullie, wij zijn hetzelfde, ik ben niet eng. Klinkt heftig nu, misschien, maar dat voelde toen als nodig.”

En nu is het niet meer nodig.

“Voor mij niet, dat heeft met leeftijd te maken en inzichten. Als je erover nadenkt is het verschil tussen je ik ‘van binnen’ en ‘van buiten’ altijd aanwezig. Alleen al het feit dat ik mezelf in ‘stereo’ hoor en jij alleen mijn stem aan de buitenkant. Jij ziet mij de hele tijd, ik zie mezelf alleen in de spiegel of op een foto. Wie ben ik dan? Degene die jij ziet en hoort, of hoe ik mezelf waarneem? Wie bepaalt dat? Wat is echt?”

Wat is echt?

“Er zijn maar een paar momenten dat je niet kunt regisseren hoe je kijkt: als je niest, als je klaarkomt en bij een bevalling. Ik weet nog dat ik een heel scenario had voor mijn bevalling. Nou, mooi dat dat heel anders liep. De les: life is messy, deal with it. Je kunt alles willen beheersen, maar dat gaat niet, dus lach erom, alsof niemand meekijkt. Dát is echt.”

MIlouska Meulens is tv- en radiopresentator, columnist en kinderboekenschrijfster.

Wat zie ik? met Rob Kamphues by Martijn Gijsbertsen

Presentator Rob Kamphues: ‘Ik weet wat mensen willen en ik lever het’

Hoe kijk je naar foto's van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Presentator en cabaretier Rob Kamphues (63) weet: met een camera erbij schiet je gemakkelijk in een groef.

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“Drie van de vier foto’s voelen authentiek, daar herken ik mezelf in. Maar die foto linksonder, daar zie ik een man die poseert voor de fotograaf. Hij denkt bij zichzelf: ‘Wat ben jij een lul’, en dat levert blijkbaar een blik op die veel fotografen graag zien, want als ik zo kijk roepen ze altijd: ‘Ja, Rob, dat is ’m. Meer!’ Behalve de fotografen van sommige damesbladen, die roepen juist: ‘Lach nog eens Rob!’ Sta ik overal als een blij ei op de foto’s.”

En je bent geen blij ei.

“Ik bedoel vooral: met een camera erbij is het makkelijk om in een soort groef te schieten. Ik weet wat de mensen willen en ik lever het. Dat geldt ook voor andere vormen van optreden in het openbaar. Wist je bijvoorbeeld dat er een bepaald loopje bestaat voor een winnaar? Ik kan dat loopje. Binnen het autoracen gaat-ie zo: je moet je overall om je middel knopen, de net gewonnen beker hou je losjes in je linkerhand, en je kijkt enigszins vermoeid. Dát is het loopje van de man die goed werk heeft verricht. Het zijn dus niet alleen autocoureurs die dat loopje kennen. Barack Obama doet ’m ook.”

Zo sta jij op de cover van je boek ‘Inhaalrace’.

“Ik hou nou eenmaal van racen en van alles wat erbij hoort. Ik hou ook van de beschilderde helmen. Wist je dat ook mensen als Max Verstappen máánden met zo’n ontwerp bezig kunnen zijn, tot ze precies weten wat de ontwerper moet maken? Geweldig. Of die prachtige leren schoentjes die je tijdens het racen draagt; ook daar bestaan allemaal ongeschreven regels over – ze mogen niet wit zijn, in ieder geval. Ik hou van de ijdelheid die bij het racen hoort. Of nee, het is iets ingewikkelder dan dat; ik hou van die ijdelheid, vind vervolgens dat ik er níet van zou moeten houden en doe er dan alles aan om er heel nonchalant over te zijn.”

Racen heeft ook met dapperheid te maken, net als sommige tv-programma’s die je maakte, met levensgevaarlijke opdrachten. Hou je daar ook van?

“Op mijn veertiende besloot ik nergens meer bang voor te zijn. Tot die tijd was ik bijna overal bang voor – en mijn moeder ook. Ik ben heel lang ziek geweest, was ‘dat kind met dat hartprobleem’. Dat wilde ik niet meer zijn.”

Heeft dat besluit ook te maken met hoe je wilde dat mensen je zagen? Als een niet-bang, sterk mens?

“Het was in ieder geval een hang naar aandacht: zie mij. Daarom vond ik cabaret ook leuk, simpel gezegd deed ik dat toch vanuit de gedachte; als ze lachen vinden ze me aardig. Maar het ingewikkelde is dat je jezelf kwijtraakt als je gaat geloven in die aandacht, als je alleen nog de koppen trekt die een fotograaf wil dat je trekt, als je alleen nog maar de stunts doet die een redactie voor je verzonnen heeft.”

Gebeurde dat bij jou?

“Kijk, als je heel hard racet is dat een gecalculeerd risico. Als je je levend laat begraven en niemand weet zeker of de deksel van de kist het wel gaat houden, is dat gewoon dom. Die domheid, dat ál te roekeloos spelen met mijn leven, dat wil ik niet meer. Er komt een tijd dat je moet gaan doseren.”

Hoe ziet dat doseren eruit?

“De rode draad in mijn leven is dat ik me comfortabel voel op het randje van gevaar, dat geldt voor autoracen en voor tv – nog steeds. Ik zou nu andere programma’s kiezen, maar ik zou de spanning zeker opzoeken. Daarom vind ik het programma over autoraces dat ik bij Ziggo presenteer ook leuk. Ik kruip nog steeds zonder aarzelen achter het stuur als het regent en ik net iets te hard moet rijden om me goed te kwalificeren. Maar dat is toch net even anders dan toen ik zestien was en altijd zonder te kijken extra gas gaf als ik met mijn brommertje een kruispunt naderde, vanuit de gedachte; hoe sneller je gaat, hoe minder groot de kans dat ze je raken.”

Rob Kamphues is tv-presentator, cabaretier en autocoureur

Schaatslegende Marianne Timmer by Martijn Gijsbertsen

Marianne Timmer schreef een boek om mensen te helpen zich vitaal te (blijven) voelen. Ook haar deed het goed: ze heeft weer het gevoel dat ze van toegevoegde waarde is voor de maatschappij. Een gedachte die ze compleet kwijt was. ‘Ik ben heel verdrietig geweest. Ik heb me echt alleen gevoeld.’

door Kick Hommes

De laatste tijd komt Marianne Timmer weer spullen tegen uit Nagano (1998), of Turijn (2006). Ze bladert door plakboeken, vindt kledingstukken die nog uit haar tijd bij Jong Oranje komen en ze heeft nog steeds talloze brieven van bewonderaars bewaard. “Ik moet wel eerlijk zeggen: vooral mijn moeder kijkt echt álles door.”

De reden dat ze alles weer terugkijkt, is tweeledig. Aan de ene kant levert ze spullen aan voor een theatervoorstelling in Hoogezand, Timmertje geheten, over een nuchtere Sappemeerse die groot werd door haar drie gouden olympische medailles. En aan de andere kant moest ze de spullen naar de opslag brengen. Alles lag op de zolder van de boerderij waar ze woonde, maar waar ze na haar scheiding met haar man Henk niet kon blijven.

‘Timmertje, Timmertje, wat ga je doen?’

Het herverdelen van haar sportgeschiedenis staat bijna symbool voor Timmers leven. Over dat leven vertelt ze tijdens een wandeling in het Amsterdamse bos. Op verzoek van de fotograaf heeft Timmer (49) de schaatsen van de Spelen van Turijn in 2006 meegenomen. De zon schijnt en haar hond Chico vindt de hele tijd gekleurde boeien waarmee de roeiers op de Bosbaan hun banen markeren. Timmer leidt de weg op paadjes waar ze regelmatig hardloopt, en waar er nog steeds mensen zijn die haar de beroemde woorden van commentator Frank Snoeks naroepen: ‘Timmertje, Timmertje, wat ga je doen?’

Binnenkort brengt Timmer een boek uit waarin ze mensen wil aansporen vitaal te zijn en te blijven sporten, ook als ze wat ouder zijn. Ze interviewt onder meer presentator Humberto Tan, zangeres Floor Jansen en cabaretier Peter Heerschop over wat zij doen om fit te blijven. Het zijn mensen die haar inspireren, zegt ze. “Zij hebben een wauw-factor voor mij.”

“Ik weet wat sport met je doet”, vertelt ze als ze met Chico apporteren speelt. “Maar ik zie ook mensen die rond hun veertigste of vijftigste denken: ik word ouder, niet sporten hoort erbij, ik voel me moe. Dat is alleen zo zonde. Ik heb Hugo de Jonge gesproken. Dat heeft niets met mijn politieke voorkeur te maken, maar als hij als politicus al drie uur de tijd maakt om te sporten, dan kan iedereen het.”

‘Soms denk je: wat een lapzwans ben je, een nietsnut’

Sinds de coronatijd begeleidt Timmer mensen bij hun pogingen weer fit te worden. Het is fijn werk, zegt ze. Het geeft haar het gevoel weer van toegevoegde waarde voor de maatschappij te zijn. Een gevoel dat ze ‘helemaal was kwijtgeraakt’ toen ze even niet wist wat ze na haar schaats- en coach-carrière moest doen. “Het was een tussenfase. Dan denk je soms: wat een lapzwans ben je, een nietsnut. Dan ben je streng voor jezelf. Niemand heeft altijd een polonaisegevoel. Ik ook niet. Maar ik ben redelijk positief ingesteld. Ik doe elke dag wat leuks en geniet bewust van de dingen die gebeuren.”

De hoogtepunten uit haar leven zijn bekend. Het is dit jaar 25 jaar geleden dat Timmer in Nagano iets deed waardoor ze een dag later half Nederland achter zich aan kreeg. De ene helft wilde met haar trouwen, de andere helft schreef haar brieven. Plotsklaps was ze de bekendste Nederlander onder de BN’ers.

The Hangover

Ze ging door alsof er niks aan de hand was, maar dat was schijn. Zo overdonderd was ze dat ze ‘ontsnapte’ naar datgene wat volgens haar het meeste veiligheid bood. Een deel van die ‘overlevingstocht’ was een huwelijk met haar toenmalige trainer Peter Mueller, een gegeven waardoor ze een tijd het contact verloor met haar vader. Ze trouwde in een ‘drive through’ in Las Vegas, een ‘rebelse actie’ en een scène die veel weghad van de film The Hangover, waar een groep vrienden na een avond uit niet meer weet wat ze hebben gedaan. Mueller schreef later een boek over hun tijd samen en het schaatsen in Nederland, dat door Timmer in een vlaag van woede in een vuurkorf is verbrand.

In 2006, eenmaal in rustiger vaarwater, werd Timmer in Italië nogmaals verrassend olympisch kampioen. Het leven ging goed, ze werd trainer van een schaatsploeg en kende mooie jaren met haar nieuwe man Henk Timmer, de voormalig voetbalkeeper. Achttien jaar waren ze samen. Tot ze drie jaar geleden een keuze maakte. “Ik heb me afgevraagd of de mooiste tijd van mijn leven erop zat en het behelpen was. Bij twee mensen die ruzie hebben, hebben twee mensen schuld. Maar ik werd niet gelukkig.”

Wat volgde was geen vreugde, maar wederom een diep dal. Ze werd uitgenodigd voor televisieprogramma’s en ging er vol voor, bijvoorbeeld als mogelijke militair in Special Forces Vips. Ze deed mee in het programma Meer dan Goud, waarin topsporters elkaar vertellen over hun sportcarrière. Maar wat bijna niemand weet, is dat ze voor dat laatste programma twee keer afzegde, omdat ze niet goed in haar vel zat.

Opgekrabbeld, maar er blijven altijd krassen op de ziel

Tijdens de wandeling vertelt ze dat ze nu weer gelukkig is. De kracht is geweest dat ze wéér is opgekrabbeld. Dat wil ze ook meegeven in haar boek. Ze wil een positief verhaal vertellen. De keuzes die ze heeft gemaakt, geven haar veel mooie dingen. “Als ik nu achterom kijk, had ik veel eerder mijn route moeten gaan bewandelen.”

Maar er blijven altijd krassen op de ziel. Voor haar kwamen na haar scheiding verschillende stressfactoren bijeen. Ze moest verhuizen. Via een vriend kon ze in Amsterdam een huisje krijgen. De boerderij werd ingeruild voor 74 vierkante meter in een flatgebouw op acht hoog in de stad. Ze kende niemand. Er waren periodes dat ze naar bed ging en dacht: ik kom er niet meer uit. “Ik ben heel verdrietig geweest”, zegt ze. “Ik heb me echt alleen gevoeld.” Gelukkig was er Chico, die moest uitgelaten worden.

Er kwam een gevoel van onmacht overheen. “Ik kwam weleens terug van hardlopen en dacht: nu heb ik energie. Maar wanneer ik dan achter mijn laptop ging zitten, kwam er geen idee. Echt geen idee. Geen letter op papier.” Ze vergelijkt zich met een hertje dat bevriest terwijl een roofdier het beest in stukken bijt. “Je moet weg, maar je weet niet meer of je vooruit, achteruit, links of rechts moet gaan. Dat is heel naar.”

Het was zoeken naar een paar ‘ankertjes’, zoals ze het noemt. Timmer sprak met haar buurvrouw, maar noemde niet dat ze schaatsster was. Ze wilde even anoniem blijven. Op die manier kwam er wel weer schwung in haar leven. In korte tijd heeft ze een groep vrienden gevonden met wie ze fijn omgaat, goede rode wijn drinkt en sport. Alhoewel: “Vind je drie jaar een korte tijd? Voor mij voelde dat als heel lang.”

Kinderwens

Een moment dat vooral binnenkwam was een gesprek dat ze eens had over haar kinderwens. Het was een keiharde confrontatie, zoals ze zegt. “Ik heb dat gevoel weggestopt. Omdat je accepteert dat het gaat zoals het gaat en dan wil je ook geen gezeik of gedoe.” Want diep vanbinnen had ze een kindje leuk gevonden, zegt ze nu, als er op het goede moment een man was geweest met hetzelfde idee als zij. “Ik heb ook goede genen, denk ik. Al was het er eentje geweest, dan was het leuk.”

Maar nu is die kans voorbij. “Ik heb er nu geen slapeloze nachten van, maar natuurlijk zijn er wel momenten dat je eraan denkt. Als je twintig bent, groeit de wereld. Bij dertig ga je nadenken over een gezinsleven of niet. Bij veertig is de ‘last minute call’. En ja, als je dan vijftig bent, dan ben je op de helft en wil je vooral omgaan met leuke mensen die energie geven.”

.Wat ze wil zeggen: ze telt haar knopen. Wel moet ze nadenken wat ze gaat doen met een kleine familieportefeuille. Een portemonneetje met een knip, volledig van zilver, met daarin een handgeschreven briefje van over-overgrootoma. In de familie doorgegeven van moeders op dochters. Timmer: “Dan kijk je daarnaar en denk je: nu houdt het op”.

Intuïtie

Achteraf had ze misschien meer moeten luisteren naar haar intuïtie, iets waarvan uit testen blijkt dat het bij Timmer goed ontwikkeld is. “Ik heb signalen gehad waaruit bleek dat ik vastgelopen was. Ik heb er geen gehoor aan gegeven. Blijkbaar heb ik me te veel weggecijferd.”

Maar, zo zegt en schrijft ze: ze heeft nu de juiste keuze gemaakt. Het nieuwe leven biedt haar veel. Daarom schrijft ze ook voor mensen die vastzitten in hun leven, vertelt ze na de wandeling in een caféetje, aan een cappuccino. De hond ligt aan haar voeten. “Ja, voor mensen die iets anders willen, die lekkerder in hun vel willen zitten, of die om moeten gaan met tegenslag.”

Sport helpt, weet ze uit eigen ervaring. Wie heeft gesport, voelt zich opgeruimd. Maar wat kan ze doen om niet weer in een valkuil te trappen? “Meestal gaat het in periodes van acht jaar”, lacht ze. “Als ik nu twee van die periodes aan elkaar kan knopen, kom ik al in de buurt van een rollator en is het goed.”

Ze zegt het luchtig, maar is zelf wel degelijk veranderd, zegt ze. Als ze terugkijkt op haar leven, is ze dezelfde persoon met dezelfde karaktereigenschappen, maar wel wat minder goedgelovig. “Het is een nieuwe ontdekkingsreis. Dit is blijkbaar mijn levensloop. Uiteindelijk geloof ik dat je altijd iets moet leren. Om een volgende stap te maken, in je eigen ontwikkeling of in je eigen geluk.

“Want weet je”, zo zegt ze op het eind van het gesprek: “Het is toch maar gelukt om als klein meisje uit Sappemeer in Groningen, een provincie waar veel armoede is en waar mensen meer overgewicht hebben, de top te bereiken en de wereld over te gaan.”

Marianne Timmer, Yoeri van den Busken
De Timmerfabriek – werken aan jezelf
Inside; 208 pag., 22,99 euro

Welkom in de AI-fabriek by Martijn Gijsbertsen

Fotograaf Martijn Gijsbertsen ging met AI aan de slag

Bij deze essayserie over de beperkingen van kunstmatige intelligentie (AI) vroeg Trouw beeldredacteuren, illustratoren en fotografen om zelf met AI-beeldsoftware aan de slag te gaan. Zo willen we ook in de praktijk de beperkingen van de techniek onderzoeken.

Het beeld bij dit artikel is van fotograaf Martijn Gijsbertsen. Hij begon door al gemaakte portretten naar Midjourney te uploaden, en het programma te vragen dat beeld te beschrijven met 'prompts' - beschrijvingen. Die prompts voerde hij vervolgens weer apart in, om te kijken of dat een ander resultaat zou geven, waarin iets van de vooringenomenheid van de software zou doorschijnen. Maar het bleek steeds min of meer dezelfde resultaten te geven. "De enige bevooroordeeldheid die ik heb kunnen vinden is bij het invoeren van een minimale prompt zoals: /imagine prompt: photo realistic image of a man, 25 years old. Dan worden er beelden gegeven van uitsluitend witte mannen."

Uiteindelijk besloot Gijsbertsen met een zelfportret te werken, omdat hij niet zomaar andermans foto's wilde bewerken. Hij kwam stapsgewijs tot een prompt die zijn eigen hoofd beschreef: /imagine: photo realistic image of a caucasian man, 50 years old, short cut, brown hair, unshaven, full moustache, creative, positive attitude, wearing a blue navy sweater, in photo studio, making a self portrait, softboxes, laptop, studio setting, creative vibe.

"Met mijn samengestelde foto laat ik het verschil zien tussen wat ik als portretfotograaf maak en wat ik met behulp van AI kan genereren. Zie het als kritiek op AI als portretmaker. Het zelfportret is in tweeën gedeeld, de linkerzijde is mijn portret en het rechterdeel is met behulp van AI gegenereerd."

Wat zie ik? Met Thomas van Luyn by Martijn Gijsbertsen

Kaal worden, volgens Thomas van Luyn is het schrijnend onrecht

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Cabaretier Thomas van Luyn (55) wil er graag goed uit blijven zien. Kaal worden, een buikje, hij vindt het allemaal stom.

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“Ik zie mijn hoofd en denk wat ik de laatste tien jaar wel vaker denk: er klopt iets niet. Sinds wanneer ben ik zo oud?”

Heb je wel een favoriete foto?

“Dat is elke seconde een andere. De onderste twee zien eruit zoals ik hoop dat mensen me zien: de aardige man en de man met de zwoele filmster-blik. Op die linksboven kijk ik als een advocaat, alsof ik precies weet wat ik wil zeggen. Mijn broers en mijn vader hebben die blik ook, dat zijn dan ook allemaal juristen. Die heldere, juridische manier van denken spreekt me aan. Ik heb een filosofische en tegelijk tobberige inslag, mijn denken stopt nooit. Feitjes en weetjes geven dan houvast. Overigens zit die houvast ook in kunst en humor, maar op een andere manier. Kunst geeft vorm aan dingen die normaal verwarrend zijn. Humor bevrijdt je van de spanning die zulke verwarring oproept.”

Was je vroeger met je uiterlijk bezig?

“Mijn moeder had me wijs gemaakt dat ik mooi was, op de basisschool had ik daar dan ook niet veel twijfels over. Mijn hoofd was wel voortdurend aan het tetteren en destijds heette dat nog geen ADHD maar gewoon ‘raar’. Dus was ik mooi en raar en clown, koning van de wereld. Toen kwam de puberteit. Toen begon de verwarring. Ik zat op het Stedelijk Gymnasium in Utrecht en opeens speelde de halve klas hockey in Jong Oranje. Hun leven zag er best goed uit. Ze hadden feestjes en drank en meisjes. Dus ging ik op een gegeven moment ook maar polo’s dragen.”

Werkte dat?

“Mijn leven was lang een puinhoop, zowel van buiten als van binnen, tot mijn dertigste of zo. Tegen die tijd stond ik steeds vaker op het toneel en ging ik kíezen hoe ik eruit wilde zien. Weliswaar koos ik eerst iets met bretels, maar toen ontdekte ik pakken, dat was het helemaal. Sindsdien draag ik pakken met een twist, tussen progressief en conservatief in. Het is geen maatwerk, maar ik ben ook geen filiaalmanager.”

Dus nu weet je hoe je eruit wilt zien?

“Kijk, op die tweede foto rechtsboven, dat is ook hoe ik ben: ik praat en ik heb het vaak naar mijn zin, en mijn denken tuttert maar door. Mijn gedachtes landen nooit echt ergens, ik blijf altijd in beweging, ik ben onzeker en zeker tegelijk. Als ik aan sociale media doe, vind ik dat lekker – al die likes en die hitjes. Het is bevestiging, maar waar leidt die bevestiging uiteindelijk toe? Onzekerheid en onrust. Ik ben gevoelig voor complimenten. Als de fotograaf zegt ‘Op die foto zie je er goed uit’, dan denk ik meteen: dan kiezen we die. Een handicap, want ik doe het in mijn werk ook. Ik word altijd gevraagd voor dingen waarvan iemand ánders denkt dat ik er goed in ben. Nou, dat denk ik dan ook.”

Zijn er door dat meebewegen dromen die je niet hebt waargemaakt?

“Ik heb juist ingezien dat meebewegen mijn realiteit is. Ik zorg ervoor dat het leven dat ik van uur tot uur leef zo aangenaam mogelijk is. Vaak doe ik tv-werk niet alleen om de klus zelf, maar ook omdat ik de mensen leuk vind. Dat telt gewoon mee in de beslissing. Andersom doe ik steeds minder theater, hoewel ik heel graag op het podium sta. Maar ja, voor die negentig minuten op het podium ben je wel elke keer zeven uur onderweg.”

Dus je kiest tegenwoordig voor wat van binnen goed voelt?

“Ik wil er ook nog steeds goed uitzien. Dat blijft zo. Kaal worden, een buikje krijgen, aftakelen; ik vind dat allemaal stom. Sterker nog, kaal worden past niet bij me, ik heb mijn hele leven haar gehad, hoezo dan nu opeens niet? Kaal worden is schrijnend onrecht.”

Tijd voor een haartransplantatie wellicht?

“Maar dat ziet iedereen. En belangrijker: ik kan dat niet verkopen aan mijn kinderen. Probeer ik ze te leren dat je moet accepteren hoe je bent, kom ik zelf met verse stoppels op mijn hoofd aanzetten.”

Thomas van Luyn is cabaretier, acteur, televisieprogrammamaker en schrijver.



Happy op je honderdste by Martijn Gijsbertsen

Helemaal happy op je honderdste: in Zeeland kan het

In het Zeeuwse verzorgingstehuis Cederhof wonen opvallend veel honderdjarigen. Saai is het er nooit. 'Er is hier altijd wat te doen. Ik zeg iedere dag dankjewel.'

Voor dagblad Trouw portretteerde ik Govert van der Kuijl (102), Tannetje Bezuiden (99) en Hendrika van Iwaarden (101) in verzrgingshuis de Cederhof in Kapelle, Zeeland.

Toen Govert van der Kuijl in 1921 het licht zag, was zijn geboorteplaats Kappelle nog grotendeels in het donker gehuld. Het centrum van het Zeeuwse dorp had in die jaren nét elektrisch licht, maar buiten het dorp waar de tuinders hun fruit teelden, waren de boerderijen nog niet aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. Daar waren de mensen aangewezen op gas om hun huizen te verlichten na zonsondergang.

Het leven van Van der Kuijl, die nu dus 102 jaar oud is, omspant een periode van gigantische technische vooruitgang, vertelt hij in een gemakkelijke stoel op zijn kamer in het verzorgingshuis Cederhof, ook in Kapelle. Hij weet nog goed hoe zijn vader een grammofoon had in de jaren dertig. "Af en toe kocht hij een plaatje, als hij een nieuw liedje wilde horen."

In een eeuw veranderde de wereld in een bijna onvoorstelbaar tempo. Toen Van der Kuijl en zijn echtgenote een aantal jaren terug nog in hun eigen huis woonden, hadden ze een computer en las mevrouw Van der Kuijl boeken het liefst op haar e-reader. Dat Van der Kuijl nu bezig is aan zijn 102de rondje om de zon, vindt hij geweldig. "Iedere dag zeg ik: dankjewel."

Elmer aka Merel Pauw by Martijn Gijsbertsen

Multitalent Elmer (rapper, muzikant en actrice) kwam langs in mijn studio. Het alter ego van Merel Pauw, die soms optreedt met een heerlijke plaksnor, kon ook nog eens poseren als een malle.

Vrijdag 27 oktober komt haar nieuwe EP uit, houd dat in de gaten!

Mona Keijzer by Martijn Gijsbertsen

Afgelopen week portretteerde ik politica, Mona Keijzer voor dagblad Trouw. We spraken ergens af in Edam, want ik had niet zoveel zin in een portret voor de roltrap van de tweede kamer.

Verrassend, het al snel ging over lekker en gezond eten, een gedeelde passie. Vishandel Tel kwam voorbij, een van de beste viszaken in Amsterdam (blijkt familie te zijn) én een recept voor gezonde macaroni. Een leuke en ontspannen ontmoeting.

Wat zie ik? Ellen ten Damme by Martijn Gijsbertsen

Wat een leuke ontmoeting met de energieke en talentvolle Ellen ten Damme! Voor de rubriek 𝐖𝐚𝐭 𝐳𝐢𝐞 𝐢𝐤? vroeg Jowi Schmitz haar spreekwoordelijk het hemd van haar lijf.

Na de eerste foto's, in blouse met een tuinbroek, mistte ze toch wat. 'Jouw trui vind ik wel mooi' zei ze. Dus trui gewisseld en verder gefotografeerd. Ellen kon die trui goed hebben, ik zag er helaas een stuk minder goed uit, in haar blouse (waar overigens géén foto's van zijn gemaakt)

𝐖𝐚𝐭 𝐳𝐢𝐞 𝐣𝐞 𝐚𝐥𝐬 𝐣𝐞 𝐧𝐚𝐚𝐫 𝐣𝐞 𝐟𝐨𝐭𝐨’𝐬 𝐤𝐢𝐣𝐤𝐭?

'In de blije foto’s herken ik mezelf het meest. Hoe ouder ik word, hoe blijer ik ben.”


𝐇𝐨𝐞 𝐨𝐮𝐝𝐞𝐫 𝐡𝐨𝐞 𝐛𝐥𝐢𝐣𝐞𝐫?

“Als jong meisje werd ik toch vaak vooral als lekker mokkel gezien. Dan leken mensen niet te begrijpen dat ik ook iets kón: zingen, dansen, liedjes schrijven. Ik heb zelfs tussen mijn twintigste en dertigste geprobeerd niet meer aantrekkelijk te zijn, een fase die ook weer overging. Ik heb me er in ieder geval altijd op verheugd ouder te worden.”

Waves of Nostalgia by Martijn Gijsbertsen

Met 'Waves of Nostalgia' wil ik een specifiek moment in de tijd vastleggen - een vluchtige, zonovergoten zomer vol jeugdherinneringen. Geïnspireerd door de iconische muziekvideo van het nummer 'Being Boring' van de Pet Shop Boys en de film ‘La Piscine’ uit 1969, wil ik het plezier van een groep kameraden vastleggen. Terwijl ze de warmte van de zon, de helderheid van het water en elkaars vriendschap omarmen.

De serie bestaat uit 10 foto's en één blauwdruk, verkrijgbaar in editie van 12, in drie formaten.

Licht assistent: Sam Ward
Modellen: Max, Erwin en Wouter

Wat zie ik? Thorn de Vries by Martijn Gijsbertsen

Hoe kijk je naar foto's van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Acteur Thorn de Vries siert de derde editie van 𝐖𝐚𝐭 𝐳𝐢𝐞 𝐢𝐤? Het concept is eenvoudig; twee uur portretteer ik een BN'er in de studio en Jowi Schmitz interviewt, altijd met de eerste vraag: Wat zie je?

Thorn vertelt over een keerpunt in diens leven, tijdens een verre reis:

'Ik ging op zoek naar geluk in Australië, met dat lange haar van me. Van tevoren had ik ‘best hairdresser in town’ gegoogeld. Ik betaalde 80 dollar aan een sterrenkapper, die op mijn hoofd mocht freestylen. Het was nogal een bak geld voor de rugzak-toerist die ik was, maar het was elke dollarcent waard.

𝐓𝐨𝐞𝐧 𝐡𝐚𝐝 𝐣𝐞 𝐤𝐨𝐫𝐭 𝐡𝐚𝐚𝐫, 𝐡𝐨𝐞 𝐰𝐚𝐬 𝐝𝐚𝐭?

“Je kon opeens zien dat mijn oren best groot zijn, je kon mij zien. Maar ik vond het geweldig. Het hielp dat de mensen die ik tegenkwam oordeelden zonder voorkennis, ze kenden me immers niet met lang haar. Hun oordeel was positief; ze vonden mijn look bij me passen. Ik ook.”